200407160/1.
Datum uitspraak: 13 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
Bij besluit van 16 juli 2004, kenmerk 2004WEM003172i, heeft verweerder onder voorwaarden ingestemd met een aanvulling op het saneringsplan, waarmee op 13 april 2001 is ingestemd, voor de locatie Oud Over 108-110 te Loenen, kadastraal bekend gemeente Loenen, sectie E, nummers 418, 463, 688, 799 en 800.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 24 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2004, hebben verzoekers sub 1 en verzoekers sub 2 bij brief van 1 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 2 september 2004, de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 september 2004, waar verzoekers sub 1 in persoon en verzoekers sub 2, vertegenwoordigd door [gemachtigde], allen bijgestaan door mr. G. van Amstel, advocaat te Bunnik, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. R. Samsom en ir. H. Schinkelshoek, beiden ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar gehoord.
2.1. De aanvulling op het saneringsplan betreft het transporteren van verontreinigde grond, puin en overige materialen vanaf de saneringslocatie over het water. Het transport zal plaatshebben met “spitsen”. Met deze aanvulling op het saneringsplan is ingestemd onder de voorwaarden dat, kort weergegeven, de luchtkwaliteit ter plaatse van de saneringslocatie en ter plaatse van de direct aanliggende woonarken regelmatig wordt gecontroleerd. Dit om te kunnen vaststellen of er sprake is van humane blootstelling van toxische stoffen. Tevens dient, kort weergegeven, voor aanvang en na afloop van de feitelijke sanering diverse fotografische opnamen van woonarken en aanlegconstructies te worden gemaakt. De woonarken van verzoekers liggen naast de plek waar de spitsen zullen worden geladen.
2.2. Verzoekers vrezen, kort weergegeven, dat de feitelijke uitvoering van de sanering overeenkomstig de aanvulling op het saneringsplan zal leiden tot schade aan hun woonarken veroorzaakt door het transport van verontreinigde grond, puin en andere materialen over water. Deze schade zal volgens hen met name het gevolg zijn van door de door de spitsen veroorzaakte schommelingen van de woonarken en het omwoelen van de waterbodem door deze spitsen. Tevens vrezen zij geurhinder.
De Voorzitter overweegt dat deze bezwaren geen betrekking hebben op aspecten die bij de instemming met een saneringsplan een rol kunnen spelen.
2.3. Voorzover verzoekers sub 1 geluidhinder vrezen vanwege het in werking zijn van een puinbreker op het te saneren terrein, en verzoekers sub 2 visuele hinder en een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer vrezen, vanwege het langszij van de woonarken varen en aanmeren van de spitsen, overweegt de Voorzitter dat bij de instemming met een saneringsplan ook deze aspecten geen rol kunnen spelen. Dit geldt voorts voor het bezwaar van verzoekster sub 1 dat de aanvulling op het saneringsplan een onvolledig beeld geeft van de voor de uitvoering van de sanering benodigde vergunningen
Het verzoek treft in zoverre geen doel.
2.4. Verzoekers vrezen dat er stofvorming en verwaaiing van toxische stoffen zal plaatsvinden bij het storten van verontreinigde grond, puin en andere materialen vanaf de transportband in de spitsen, nu dit van vrij grote hoogte zal gebeuren. Daarnaast vreest verzoekster sub 1 dat door het vochtig houden van de verontreinigde grond uitloging naar de bodem zal plaatsvinden. Hetgeen tot een verdere verontreiniging van de bodem zal leiden, aldus verzoekers sub 1.
2.4.1. De Voorzitter stelt op grond van het rapport “Plan van aanpak: aanvulling op het saneringsplan ten behoeve van de sanering van het voormalige “Slijptolterrein” Oud Over 108-110 te Loenen aan de Vecht” van 14 april 2004 en de nadere aanvulling daarop van 14 juli 2004 het volgende vast.
De afstand tussen de transportband en de woonarken zal ten minste 20 meter bedragen. Op een afstand van 5 meter haaks op de woonschepen wordt in de Vecht een remmingswerk geplaatst voor het aanmeren van de spitsen. Vanaf de saneringslocatie wordt een transportband aangelegd tot aan dit remmingswerk. Om stofvorming en het vrijkomen van toxische stoffen bij het storten vanaf de transportband in de spitsen van verontreinigde grond, puin en andere materialen te voorkomen wordt de doorgaans reeds veldvochtige grond met behulp van een sproeiinstallatie vochtig gehouden en is de transportband overdekt. Daarnaast wordt vanaf de transportband de verontreinigde grond, puin en andere materialen door middel van een storttrechter in de spits geladen, waardoor de storthoogte minimaal is en stofvorming en verwaaiing van toxische stoffen wordt voorkomen.
De Voorzitter overweegt allereerst dat hij in het door verzoeker sub 1 aangevoerde, noch voor het overige aannemelijk acht dat het vochtig houden van de verontreinigde grond, puin en andere materialen ertoe zal leiden dat uitloging van verontreinigde stoffen naar de bodem zal plaatsvinden.
Voorzover verzoekers vrezen voor stofvorming en verwaaiing van toxische stoffen, vanwege het storten vanaf de transportband in de spitsen van verontreinigde grond, puin en andere materialen, ziet de Voorzitter op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting in het door verzoekers aangevoerde, noch voor het overige aanleiding om aan de juistheid van het hetgeen in dit kader in de aanvulling op het saneringsplan van 14 april 2004 en de daarbij behorende brief van 14 juli 2004 is weergegeven te twijfelen.
Gelet op het vorenoverwogene ziet de Voorzitter in het door verzoekers aangevoerde geen grond voor het oordeel dat verweerder in zoverre niet in redelijkheid met de aanvulling op het saneringsplan van 14 april 2004 en de daarbij behorende brief van 14 juli 2004 heeft kunnen instemmen.
2.5. Het voorgaande in aanmerking nemende, ziet de Voorzitter geen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Melse
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2004