ECLI:NL:RVS:2004:AR4281

Raad van State

Datum uitspraak
20 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400255/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • R.H. Lauwaars
  • P.C.E. van Wijmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan voor muziek-oefenruimte in agrarisch gebied

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Buitengebied, Herziening 7, Muziek-oefenruimte Rector Hulshofstraat" door de gemeenteraad van Lichtenvoorde. Het bestemmingsplan werd vastgesteld op 17 april 2003, na een voorstel van het college van burgemeester en wethouders. De goedkeuring door de gedeputeerde staten van Gelderland werd aangevochten door appellanten, die bezwaren hadden tegen de muziek-oefenruimte die in een voormalige agrarische schuur zou worden gerealiseerd. Appellanten voerden aan dat de goedkeuring in strijd was met een goede ruimtelijke ordening, dat er onvoldoende draagvlak was onder buurtbewoners en dat de muziek-oefenruimte zou leiden tot verkeers- en geluidsoverlast. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 30 september 2004 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de gedeputeerde staten de beoordelingsmarges niet hadden overschreden en dat het bestemmingsplan niet in strijd was met het recht. De Afdeling concludeerde dat de muziek-oefenruimte een behoefte vervulde en dat de geluidseisen voldoende waarborgen boden voor het woon- en leefklimaat van de omwonenden. De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Uitspraak

200400255/1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2003 heeft de gemeenteraad van Lichtenvoorde, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 april 2003, het bestemmingsplan "Buitengebied, Herziening 7, Muziek-oefenruimte Rector Hulshofstraat" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 11 november 2003, no. RE2003.44444, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 12 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 8 maart 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 19 mei 2004. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2004, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.E. Fris-de Groot, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts zijn daar de gemeenteraad van Lichtenvoorde, vertegenwoordigd door ing. G.H. Hiddink, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde] gehoord. Appellanten zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2.    Het plan voorziet in een planologische regeling voor een muziek-oefenruimte in een deel van een voormalige agrarische schuur aan de Rector Hulshofstraat 12a te Harreveld.
2.3.    Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Zij vinden het bezwaarlijk dat verweerder het advies van de Provinciale Planologische Commissie (hierna: PPC) niet heeft overgenomen. Verweerder en de gemeenteraad zijn onvoldoende gemotiveerd ingegaan op de ingediende zienswijzen en bedenkingen, aldus appellanten. Appellanten betwijfelen voorts of de muziek-oefenruimte voorziet in een behoefte en wijzen er op dat er geen draagvlak voor is onder buurtbewoners. Bovendien menen appellanten dat de muziek-oefenruimte niet past in de landelijke omgeving en in strijd is met het streekplan. Appellanten zijn verder van mening dat de muziek-oefenruimte leidt tot ernstige verkeers- en geluidsoverlast. Volgens hen heeft er geen zorgvuldig geluidsonderzoek plaatsgevonden, aangezien de geluidsmetingen zijn gebaseerd op achterhaalde gegevens. Tot slot heeft volgens appellanten onvoldoende onderzoek plaatsgevonden naar het bestaan van alternatieven.
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het goedgekeurd. Hij deelt het standpunt van de gemeenteraad dat het plan voorziet in een behoefte. Volgens verweerder past de muziek-oefenruimte binnen zijn beleid inzake functieverandering door hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing. Verweerder meent dat met de door het college van burgemeester en wethouders aan de exploitant van de muziek-oefenruimte opgelegde geluidseisen het woon-en leefklimaat van de buurtbewoners voldoende is gewaarborgd. Uit geluidsonderzoek is volgens hem gebleken dat aan de geluidseisen kan worden voldaan. Verweerder verwacht dat de muziek-oefenruimte tot een beperkte verkeerstoeneming leidt, hetgeen de bestaande infrastructuur volgens hem ruimschoots kan opvangen.
2.5.    Ter zake van het beslissen over de goedkeuring van het bestemmingsplan is verweerder het bevoegde bestuursorgaan. Het advies van de PPC bindt verweerder niet. Verweerder kan dit advies betrekken bij de beoordeling of goedkeuring kan worden verleend, doch is niet gehouden zich aan dit advies te conformeren. Overigens heeft de PPC verweerder geadviseerd goedkeuring te verlenen aan het plan met inachtneming van het standpunt van de VROM-inspectie. De VROM-inspectie vindt het een gemiste kans dat de gronden ter hoogte van de boerderij aan de Rector Hulshofstraat 12/12a in het plan niet zijn bestemd overeenkomstig het huidige gebruik en acht het wenselijk daarvoor alsnog een passende planologische regeling te treffen. In reactie op dit advies heeft het gemeentebestuur bij brief van 31 oktober 2003 aangegeven binnen afzienbare termijn een procedure tot herziening van het bestemmingsplan voor het buitengebied in gang te zetten. Naar het oordeel van de Afdeling heeft verweerder, gelet op het voorgaande, in het advies van de PPC dan ook geen aanleiding behoeven te zien om goedkeuring te onthouden aan het plan.
2.5.1.    Omtrent het bezwaar van appellanten tegen de wijze waarop de ingediende zienswijzen en bedenkingen zijn behandeld, overweegt de Afdeling als volgt. Artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht verzet zich er niet tegen dat de gemeenteraad en verweerder de bezwaren samengevat weergeven.
Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van zienswijzen of bedenkingen afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van de gemeenteraad en het bestreden besluit niet voldoende zijn gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
2.5.2.    In het bestemmingsplan “Buitengebied 1998” zijn de gronden aan de Rector Hulshofstraat 12a bestemd als “Agrarisch gebied”. Op deze gronden bevindt zich een schuur op een afstand van ongeveer 21 meter van de voormalige boerderij. In het voorliggende plan is aan een deel van deze schuur de bestemming “Bedrijfsbebouwing, categorie VI (Muziek-oefenruimte)” toegekend. Het gaat om een strook met een lengte van ongeveer 14 meter en een breedte van ongeveer 13 meter. De woningen van appellanten bevinden zich op korte afstand van het perceel Rector Hulshofstraat 12a.
2.5.3.    Blijkens de plantoelichting is er in Harreveld en omgeving veel vraag naar oefenruimtes voor bands. Het enkele feit dat de meerderheid van de direct omwonenden de muziek-oefenruimte aan de Rector Hulshofstraat 12a afwijst, behoeft echter niet te betekenen dat hiervoor niet een regeling in het plan kan worden opgenomen. Daarvoor is relevant of deze ruimte ter plaatse uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening inpasbaar is.
2.5.4.    In het Streekplan Gelderland 1996 (hierna: het streekplan) is als beleidsuitgangspunt voor het landelijk gebied opgenomen dat functieverandering door hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing alleen mogelijk is als de nieuwe functie niet strijdig is met de beleidsdoelstellingen die voor de omgeving van toepassing zijn. De beleidsbeschrijving van het landelijk gebied is daarin richtinggevend. Het plangebied maakt blijkens de streekplankaart deel uit van het landelijk gebied C. Dit gebied is hoofdzakelijk in agrarisch gebruik. De gebiedscategorie wordt gekenmerkt door waardevolle samenhangende structuren en cultuurhistorische patronen. Mogelijkheden voor functieverandering door hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing worden vooral in wonen, recreatie en (passende) niet-agrarische bedrijvigheid gezien. In beginsel moeten de bestaande bebouwingscontouren worden gehandhaafd, maar wanneer in specifieke situaties functieverandering een duidelijke meerwaarde heeft voor de voor het gebied geformuleerde doelstellingen kan daarin enige flexibiliteit worden betracht. Landschappelijke inpassing is daarbij vereist. Functieverandering door hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing is mogelijk als de huidige en toekomstige agrarische bedrijfsvoering in de directe omgeving daardoor niet wordt belemmerd. De Afdeling acht dit beleid niet onredelijk.
2.5.5.    De Afdeling stelt vast dat het gedeelte van de voormalige agrarische schuur waarin de muziek-oefenruimte mogelijk wordt gemaakt op grond van de planvoorschriften niet mag worden uitgebreid. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich als agrarisch gebied met een open karakter. Niet gebleken is dat de muziek-oefenruimte voor de agrarische bedrijfsvoering in de omgeving een belemmering vormt.
De watergang Veengoot, die onderdeel uitmaakt van de ecologische verbindingszone Baakse beek/Veengoot, ligt op een afstand van ongeveer 230 meter van het plangebied. De gronden in Harreveld en omgeving zijn in het streekplan niet aangewezen als stiltegebied. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid een mogelijkheid voor functieverandering door hergebruik van het desbetreffende gedeelte van de schuur kunnen zien in een muziek-oefenruimte. Het standpunt van verweerder dat de muziek-oefenruimte ter plaatse niet in strijd is met het streekplan acht de Afdeling derhalve juist.
2.5.6.    De Afdeling acht het plan duidelijk genoeg wat betreft het toegestane gebruik. Zij stelt vast dat onder de term “muziek-oefenruimte” niet mede een voor publiek bestemde concertruimte wordt begrepen. Gelet op het verhandelde ter zitting moet het er voor worden gehouden dat de muziek-oefenruimte een effectieve binnenruimte van ongeveer 6 bij 6 meter heeft en is berekend op maximaal 12 personen. Gelet hierop heeft verweerder er van kunnen uitgaan dat de toeneming van autoverkeer ten gevolge van de muziek-oefenruimte beperkt zal zijn. Het standpunt van verweerder dat het perceel aan de Rector Hulshofstraat 12a de parkeerbehoefte kan opvangen acht de Afdeling niet onredelijk. Hierbij neemt zij in aanmerking dat ten noorden van de muziek-oefenruimte een verharde strook grond ligt met een lengte van 30 meter en een breedte van 6 meter. Ten noordwesten van het perceel waarop de muziek-oefenruimte staat ligt een weg, die uitkomt op de Rector Hulshofstraat. Gezien de ligging van deze weg, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat appellanten geen ernstige lichthinder ondervinden van bij de muziek-oefenruimte wegrijdende auto’s.
2.5.7.    Op 29 april 2002 heeft de eigenaar van de schuur in het kader van het Besluit horeca-, sport-, en recreatie-inrichtingen milieubeheer melding gedaan van het oprichten van een inrichting. Bij besluit van 11 juni 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders de melding geaccepteerd en een nadere eis opgelegd. Deze nadere eis houdt in dat het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door de in de inrichting verrichte activiteiten op de gevel van woningen niet meer mag bedragen dan:
- 40 dB(A) tussen 7.00 uur en 19.00 uur;
- 35 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur;
- 30 dB(A) tussen 23.00 uur en 7.00 uur.
Uit de stukken blijkt dat op 4 september 2003 door Ipsis Acoustics een akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar de gevolgen van de muziek-oefenruimte voor de omwonenden. In opdracht van het gemeentebestuur van Lichtenvoorde heeft het adviesbureau Van der Boom dit onderzoek beoordeeld. Naar aanleiding van een aantal kritiekpunten en vragen van het adviesbureau Van der Boom heeft Ipsis Acoustics op 18 oktober 2003 een herzien geluidsonderzoek uitgebracht. Dit herziene onderzoek heeft verweerder in zijn besluitvorming betrokken. Blijkens het herziene geluidsonderzoek kan de muziek-oefenruimte aan de opgelegde geluidseisen voldoen. Niet aannemelijk is gemaakt dat deze conclusie onjuist is.
De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het herziene onderzoek gebaseerd is op achterhaalde gegevens.
Hierbij neemt zij in aanmerking dat de geluidsmetingen waarop het herziene onderzoek is gebaseerd zijn verricht op 25 augustus 2003 en op 1 september 2003 en niet gebleken is dat zich nadien in ruimtelijk opzicht wijzigingen hebben voorgedaan. Verder is de Afdeling op grond van de stukken, waaronder het deskundigenbericht, niet gebleken dat in het herziene onderzoek geen rekening is gehouden met de kritiekpunten van het adviesbureau Van der Boom op het onderzoek van Ipsis Acoustics van 4 september 2003. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat het herziene onderzoek zodanige gebreken vertoont dat verweerder zich hierop bij het nemen van het bestreden besluit niet had mogen baseren.
2.5.8.    Het bestaan van alternatieven kan op zichzelf geen grond vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
2.5.9.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. R.H. Lauwaars en mr. P.C.E. van Wijmen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Broekman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2004
12-466.