200402147/1.
Datum uitspraak: 27 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 januari 2004 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten.
Bij besluit van 25 januari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten (hierna: het college) appellant gelast om binnen vier maanden na de dag van verzending van het besluit de na 24 december 1999 in strijd met bouwvergunning 98.525 en/of zonder bouwvergunning gerealiseerde bebouwing op de percelen […] (oud, nieuw […]) plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] te verwijderen, bij gebreke waarvan appellant een dwangsom verbeurt van € 453.780,--.
Bij besluit van 16 juni 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 januari 2004, verzonden op 6 februari 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 april 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 10 juni 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.W.M. Vellekoop, ambtenaar van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten, zijn verschenen.
2.1. Niet in geschil is dat op het perceel bebouwing is gerealiseerd in afwijking van de op 24 december 1999 aan eiser verleende bouwvergunning met het nummer 98.525. Voorts is niet in geschil dat op het perceel bebouwing is gerealiseerd zonder de daartoe vereiste bouwvergunning. Het college was derhalve bevoegd handhavend op te treden.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen concreet uitzicht op legalisatie bestaat.
2.4. Het betoog van appellant in hoger beroep komt nagenoeg geheel neer op een – letterlijke – herhaling van hetgeen hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank heeft dit betoog echter op goede gronden verworpen. Hetgeen appellant daaraan heeft toegevoegd, kan geen ander licht op de zaak werpen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Tulmans
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2004