200401702/1.
Datum uitspraak: 27 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 26 januari 2004 in het geding tussen:
[wederpartij A] en [wederpartij B], wonend te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Roermond.
Bij besluit van 13 januari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond (hierna: het college ) aan [appellante] een bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van een aanlegsteiger op het adres [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 24 juni 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 januari 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 26 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 maart 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 27 april 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 26 mei 2004 heeft [wederpartij B] een reactie ingediend.
Bij brief van 8 juni 2004 heeft het college een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. I.E. Nauta, advocaat te Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Sassen, ambtenaar van de gemeente Roermond, zijn verschenen. Voorts is daar mr. J.A.J. de Jong-Koops gehoord, vertegenwoordiger van [wederpartij A] en [wederpartij B].
2.1. Het bouwplan voorziet in de verandering en vergroting van een aanlegsteiger ten behoeve van het schip de "AquaVilla". Het schip ligt in jachthaven "Rosslag" in Herten en wordt bewoond door de beheerder van de jachthaven.
2.2. In het bestemmingsplan "Rosslag-Offerkamp '87" zijn de gronden waarop het bouwplan betrekking heeft bestemd voor "Water-woondoeleinden". Ingevolge artikel 7, lid A, van de planvoorschriften, mag op de aldus bestemde gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding en de verankering en toegang tot woonschepen.
2.3. Appellante betoogt dat de rechtbank in de bewoning van de "AquaVilla" ten behoeve van de exploitatie van de jachthaven, ten onrechte aanleiding heeft gezien te oordelen dat mogelijk sprake is van een bedrijfswoonschip, en niet van een woonschip, zoals het bestemmingsplan dat vereist.
2.4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat de beheerder het schip bewoont zodat hij permanent toezicht kan houden op de jachthaven en direct beschikbaar is voor dienstverlening aan gasten. Vastgesteld wordt dat het schip in hoofdzaak een woonfunctie heeft. Het bestemmingsplan "Rosslag-Offerkamp '87" biedt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het woonschip, nu dat om bedrijfsmatige redenen wordt bewoond, niet als woonschip kan worden aangemerkt. In het bestemmingsplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen een woonschip en een bedrijfswoonschip. De rechtbank heeft dan ook dit onderscheid ten onrechte gemaakt.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartij A] en [wederpartij B] alsnog ongegrond verklaren. Daarbij is van belang dat hetgeen [wederpartij A] en [wederpartij B] overigens bij de rechtbank hebben aangevoerd, gelet op het limitatief-imperatieve stelsel van artikel 44 van de Woningwet, niet kan leiden tot een weigering van de bouwvergunning.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat, nu de beslissing op bezwaar van 24 juni 2003 rechtmatig wordt geoordeeld, geen aanleiding.
2.7. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat - naar analogie van artikel 41, vijfde lid - het griffierecht door de Secretaris van de Raad van State aan appellant wordt terugbetaald.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Roermond van 26 januari 2004, 03/967 WW44 K1;
III. verklaart het bij de rechtbank door [wederpartij A] en [wederpartij B] ingestelde beroep ongegrond;
IV. gelast dat de Secretaris van de Raad van State aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 348,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Tulmans
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2004