ECLI:NL:RVS:2004:AR4641
Raad van State
- Herziening
- W. van den Brink
- C.H.M. van Altena
- W.D.M. van Diepenbeek
- I.A. Molenaar
- Rechtspraak.nl
Herziening van een onherroepelijke uitspraak in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 oktober 2004 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 1 augustus 2001. Het verzoeker, die in deze procedure optrad als verzoeker, vroeg om herziening op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien indien er feiten of omstandigheden zijn die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De verzoeker stelde dat recente uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, waaronder de uitspraak van 13 januari 2004 in de zaak Kühne & Heitz NV, aantonen dat de eerdere uitspraak in strijd is met het Gemeenschapsrecht.
De Afdeling heeft het verzoek op 20 september 2004 ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was en de algemene raad vertegenwoordigd was door mr. M. Duyser. De Afdeling overwoog dat de door verzoeker aangevoerde uitspraken van het Hof niet als grond voor herziening kunnen dienen, omdat deze geen nieuwe feiten of omstandigheden opleveren die aan de voorwaarden van artikel 8:88 van de Awb voldoen. De Afdeling concludeerde dat de eerdere uitspraak van 1 augustus 2001 niet herzien kan worden op basis van de aangevoerde argumenten, aangezien deze niet voldoen aan de criteria voor herziening.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak was om het verzoek tot herziening af te wijzen. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 oktober 2004, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling de beslissing in naam der Koningin vaststelden.