ECLI:NL:RVS:2004:AR5056

Raad van State

Datum uitspraak
28 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200406629/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • Voskamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Breda, partiële herziening 2002/2, locatie Galderseweg 45

Op 27 november 2003 heeft de gemeenteraad van Breda het bestemmingsplan "Buitengebied Breda, partiële herziening 2002/2, locatie Galderseweg 45" vastgesteld. Dit besluit werd op 8 juni 2004 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Verzoekers hebben op 9 augustus 2004 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de Raad van State, welke op 30 september 2004 ter zitting werd behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel de verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.P. Wolf, als de verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.R. van Bruggen, aanwezig. Ook de gemeenteraad van Breda en verschillende verenigingen waren vertegenwoordigd.

De verzoekers stelden dat het plan ten onrechte de legalisering van bestaande lichtmasten mogelijk maakt, die in strijd zijn met de richtlijnen voor lichthinder. Ze voerden aan dat de bouw van nieuwe lichtmasten nabij hun woningen een onherstelbare inbreuk op hun woon- en leefklimaat zou veroorzaken. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dr. D. Dolman, oordeelde echter dat de verzoekers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de bestaande lichtmasten niet voldeden aan de geldende milieuregels. Bovendien werd het lichthinderonderzoek dat door het gemeentebestuur was uitgevoerd als zorgvuldig beoordeeld.

De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het bestemmingsplan zou leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de verzoekers. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 28 oktober 2004.

Uitspraak

200406629/2.
Datum uitspraak: 28 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers]., allen wonend dan wel gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2003 heeft de gemeenteraad van Breda het bestemmingsplan "Buitengebied Breda, partiële herziening 2002/2, locatie Galderseweg 45" vastgesteld.
Bij besluit van 8 juni 2004, nummer 961014, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 9 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 9 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 september 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.P. Wolf, advocaat, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.R. van Bruggen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad van Breda, vertegenwoordigd door mr. P. Ruis, J.P.A.M. Vermeij en F.W.A. van Beurden, ambtenaren van de gemeente, en ing. J.J.M. Ruijs, medewerker van het bureau Royal Haskoning, alsmede hockeyvereniging B.N.M.H.C. Zwart-Wit en tennisvereniging TC Breda, beide vertegenwoordigd door mr. B. Baan, advocaat, daar verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan is opgesteld om te voldoen aan artikel 30, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en voorziet in een wijziging van de planvoorschriften waardoor de toegestane hoogte van lichtmasten wordt beperkt.
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij voeren aan dat het plan ten onrechte voorziet in de legalisering van reeds bestaande lichtmasten die in strijd zijn met de Algemene richtlijn betreffende lichthinder van de Commissie Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde en evenmin voldoen aan het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.
Verzoekers voeren voorts aan dat het plan voorziet in de bouw van andere lichtmasten nabij hun woningen wat zal leiden tot een onherstelbare inbreuk op het woon- en leefklimaat aldaar.
2.4.    De Voorzitter is van oordeel dat verzoekers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de bestaande lichtmasten niet voldoen aan het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Mede gelet op het verhandelde ter zitting verwacht de Voorzitter niet dat de lichtmast nabij baan 3 niet op korte termijn zo kan worden aangepast dat alsnog wordt voldaan aan dit besluit.
De Voorzitter is van oordeel dat het in opdracht van het gemeentebestuur uitgevoerde lichthinderonderzoek voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. De Voorzitter acht niet aannemelijk dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de huizen van verzoekers.
Ook in hetgeen verzoekers verder aanvoeren ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het plan niet heeft kunnen goedkeuren. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening
dient dan ook te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Voskamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Voskamp
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2004
370.