ECLI:NL:RVS:2004:AR5062

Raad van State

Datum uitspraak
28 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407953/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • I. Sluiter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving last onder dwangsom voor dakkapel zonder vergunning

Op 6 mei 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar verzoeker gelast om een zonder vergunning gebouwde dakkapel op het voordakvlak van een bijgebouw te verwijderen, op straffe van een dwangsom. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door het college ongegrond verklaard op 27 januari 2004. Vervolgens heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage, die op 13 augustus 2004 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van het college vernietigde, met de opdracht aan het college om een nieuw besluit te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 14 oktober 2004 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.G. Hinnen, en het college werd vertegenwoordigd door mr. M.J. Waleboer, ambtenaar van de gemeente.

De Voorzitter overweegt dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. In dit geval is er geen aanleiding om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Gelet op de betrokken belangen en de omstandigheden van de zaak, wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 28 oktober 2004 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200407953/2.
Datum uitspraak: 28 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 augustus 2004 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 6 mei 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar (hierna: het college) verzoeker op straffe van een dwangsom gelast, voorzover thans van belang, de zonder vergunning op het voordakvlak van het bijgebouw op het perceel [locatie] te [plaats] gebouwde dakkapel te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 27 januari 2004 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 augustus 2004, verzonden op 16 augustus 2004, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voorzover dat betrekking heeft op het opleggen van de last onder dwangsom met betrekking tot de doorgang van de woning naar het koetshuis en voorts het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 september 2004, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 oktober 2004, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. J.G. Hinnen, advocaat te Noordwijk, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J. Waleboer, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het verzoek om voorlopige voorziening ziet op de handhaving in bezwaar van de last op straffe van een dwangsom om de zonder vergunning op het voordakvlak van het bijgebouw op het perceel [locatie] te [plaats] gebouwde dakkapel te verwijderen en verwijderd te houden.
2.2.    Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het beroep daartegen ongegrond heeft bevonden.
2.3.    In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat zal blijken dat de bedoelde last niet aan verzoeker mocht worden opgelegd.
2.4.    Onder die omstandigheden en gelet op de betrokken belangen bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening. Derhalve dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I. Sluiter, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Sluiter
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2004
292.