ECLI:NL:RVS:2004:AR5429
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E.M.H. Hirsch Ballin
- P.A. Melse
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning lozen afvalwater 3e Petroleumhaven Rotterdam
Op 5 augustus 2004 verleende de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat aan verzoekster een vergunning voor het lozen van afvalwater op de 3e Petroleumhaven te Rotterdam, afkomstig van de inrichting van verzoekster. Dit besluit werd op 6 augustus 2004 ter inzage gelegd. Verzoekster heeft op 15 september 2004 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 26 oktober 2004 ter zitting behandeld. Tijdens de zitting waren zowel verzoekster, vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar en ir. H.J.M. Tholen, als verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.M. van Hoorn en ing. E.H. Nelisse, aanwezig.
De Voorzitter oordeelde dat het verzoek om schorsing van de aan de vergunning verbonden voorschriften 7, 8 en 12 niet langer spoedeisend was, omdat verweerder had aangegeven verzoekster uitstel te verlenen voor het voldoen aan deze voorschriften totdat er uitspraak was gedaan in de bodemprocedure. Daarnaast bleek er onduidelijkheid te bestaan over voorschrift 11, maar beide partijen gaven hier dezelfde uitleg aan, waardoor verzoekster geen belang meer had bij schorsing van het besluit. Gezien deze overwegingen was er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 3 november 2004.