ECLI:NL:RVS:2004:AR5431

Raad van State

Datum uitspraak
3 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408234/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • J.C. Rijntjes-Lindhout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening bestuursdwang voor opslag van propaan in Wijdewormer

In deze zaak heeft de Raad van State op 3 november 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van bestuursdwang. De verzoekster, H.R.P. Recreatiemaatschappij B.V., had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wormerland, dat op 13 augustus 2004 bestuursdwang had toegepast voor een bovengronds reservoir voor de opslag van propaan op het perceel Oosterdwarsweg 8 te Wijdewormer. Dit reservoir had een inhoud van maximaal 5 m3.

De verzoekster verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening was dat het besluit tot bestuursdwang onterecht was. De Voorzitter heeft het verzoek op 18 oktober 2004 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoekster als de verweerder aanwezig waren. De verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. I. Goedings, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door ing. E. Houwertjes.

De Voorzitter overwoog dat er onvoldoende bewijs was dat het reservoir onmiddellijk verwijderd moest worden vanwege nadelige gevolgen voor het milieu. De begunstigingstermijn van zes weken was reeds verstreken, maar de Voorzitter besloot dat de belangen van de betrokken partijen in overweging genomen moesten worden. Uiteindelijk werd besloten om het besluit van het college van burgemeester en wethouders te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

Daarnaast werd het college van burgemeester en wethouders veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de verzoekster, alsook het vergoeden van het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in acht moet worden genomen bij het toepassen van bestuursdwang en de noodzaak om de belangen van betrokkenen te wegen.

Uitspraak

200408234/1.
Datum uitspraak: 3 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "H.R.P. Recreatiemaatschappij B.V.", gevestigd te Doornspijk,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Wormerland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 augustus 2004, kenmerk 04.002081, heeft verweerder beslist bestuursdwang als geregeld in artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen ter zake van een bovengronds reservoir voor de opslag van propaan met een inhoud van maximaal 5 m3 gelegen op het perceel Oosterdwarsweg 8 te Wijdewormer.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 5 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 oktober 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. I. Goedings, advocaat te Ede, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. E. Houwertjes, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Tussen partijen is in geschil de vraag of verzoekster gehouden is om ten aanzien van het bovengronds reservoir voor de opslag van propaan met een inhoud van maximaal 5 m3 de daarvoor in voorschrift 8.1.4 van bijlage I van het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer (hierna: het Besluit) gestelde veiligheidsafstanden in acht te nemen en verweerder derhalve bevoegd was om ten tijde van het nemen van het bestreden besluit op grond daarvan te beslissen bestuursdwang toe te passen.
2.2.    Voorschrift 8.1.4 van bijlage I van het Besluit bepaalt, voorzover hier van toepassing, dat met betrekking tot de opstelplaats van een reservoir met een inhoud tussen de 3 en 5 m3 ten opzichte van buiten de inrichting gelegen woningen en objecten categorie I een afstand in acht wordt genomen van 40 meter en met betrekking tot het vulpunt van het reservoir en de opstelplaats van de tankwagen ten opzichte van buiten de inrichting gelegen woningen en objecten categorie I een afstand in acht wordt genomen van 20 meter.
2.3.    De Voorzitter overweegt dat de in het bestreden besluit gestelde begunstigingstermijn van zes weken na dagtekening van het bestreden besluit reeds geruime tijd is verstreken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is echter onvoldoende gebleken dat er zodanige nadelige gevolgen voor het milieu zijn dat het reservoir in afwachting van de beslissing op bezwaar onverwijld dient te worden verwijderd. De Voorzitter ziet bij afweging van de betrokken belangen in het vorenstaande aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Voorts overweegt de Voorzitter dat verweerder bij het nemen van de beslissing op bezwaar, gelet op de inhoud van voorschrift 8.1.4 van bijlage I van het Besluit, kan betrekken de vraag of het desbetreffende reservoir, de nabijgelegen woning van [bewoner] en chalets in het park “De Wijdewormer” - zijnde objecten categorie I – tezamen wel kunnen worden aangemerkt als één vergunningplichtige inrichting in de zin van de Wet milieubeheer.
2.4.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wormerland van 13 augustus 2004, kenmerk 04.002081, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op het verzoek is beslist;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wormerland in de door verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Wormerland te worden betaald aan verzoekster;
III.    gelast dat de gemeente Wormerland aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 273,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Rijntjes-Lindhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Rijntjes-Lindhout
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2004
375.