ECLI:NL:RVS:2004:AR5433

Raad van State

Datum uitspraak
3 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407685/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning en ontheffing bouwverordening gemeente Leeuwarden

Op 3 november 2004 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden had op 19 november 2003 een ontheffing van de bouwverordening en een reguliere bouwvergunning eerste fase verleend voor de oprichting van een appartementengebouw met parkeerkelder op een perceel in Leeuwarden. Tegen deze beslissing hebben verzoekers op 13 september 2004 hoger beroep ingesteld. Op 7 oktober 2004 hebben zij de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, hangende het hoger beroep. De Voorzitter heeft het verzoek op 28 oktober 2004 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoekers als vertegenwoordigers van het college en de vergunninghoudster aanwezig waren.

In de overwegingen van de Voorzitter werd geconcludeerd dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden niet in stand zou blijven. De Voorzitter oordeelde dat er geen redenen waren om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien de verzoekers niet konden aantonen dat de ontheffingen en de bouwvergunning niet verleend hadden mogen worden. Ook werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de Voorzitter was om het verzoek af te wijzen, wat op 3 november 2004 openbaar werd uitgesproken.

Uitspraak

200407685/2.
Datum uitspraak: 3 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 26 augustus 2004 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden (hierna: het college) aan [vergunninhoudster] een ontheffing van de bouwverordening van de gemeente Leeuwarden (hierna: de bouwverordening) en een reguliere bouwvergunning eerste fase verleend voor de oprichting van een appartementengebouw met parkeerkelder op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 18 mei 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar - onder verlening van twee nadere ontheffingen van de bouwverordening en wijziging van de grondslag van de eerder verleende ontheffing - ongegrond verklaard en de bouwvergunning met inachtneming van een wijziging van het bouwplan gehandhaafd.
Bij uitspraak van 26 augustus 2004, verzonden op 30 augustus 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 13 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 14 september 2004, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 7 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 8 oktober 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 oktober 2004, waar [gemachtigde] in persoon en het college, vertegenwoordigd door M. Weber en G. Keuning, beide ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de ontheffingen en bouwvergunning niet mochten worden verleend.
2.2.    Gelet hierop, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Boer
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2004
201.