200308629/1.
Datum uitspraak: 10 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid “Aldi Vastgoed B.V.” en “Aldi Best B.V.”, gevestigd te Culemborg respectievelijk Best,
2. [appellanten sub 2] gevestigd te Veghel respectievelijk Kerkrade,
appellanten,
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
Bij besluit van 23 april 2003 heeft de gemeenteraad van Kerkrade, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 maart 2003, het bestemmingsplan “Akerstraat-Carboonstraat” vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 2 december 2003, kenmerk 2003/52073, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid “Aldi Vastgoed B.V.” en “Aldi Best B.V.” (hierna: Aldi) bij brief van 17 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2003, en [appellanten sub 2] bij brief van 27 januari 2004, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 18 februari 2004.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2004, waar Aldi, vertegenwoordigd door mr. W.J. Brakenhoff, gemachtigde,
[appellanten sub 2], vertegenwoordigd door mr. K.W.H. Albert, advocaat te Boxtel, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. L.H.M. Vorstermans, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar namens de gemeenteraad van Kerkrade mr. S. Höppener en J. Lukassen, ambtenaren van de gemeente, gehoord.
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Met het plan wordt beoogd het winkelgebied Akerstraat-Carboonstraat in de wijk Spekholzerheide te Kerkrade-West te herstructureren. Het plan voorziet in de bouw van appartementen, de aanleg van parkeerplaatsen en in de toewijzing van een bruto vloeroppervlak van ongeveer 3.125 m² aan supermarkten en ongeveer 4.225 m² aan detailhandel, horeca en dienstverlening. Daartegenover staat de sloop van ongeveer 4.600 m² bruto vloeroppervlak (winkel en horeca).
2.3. Ter zitting heeft [appellant sub 2] haar beroepsgrond betreffende de parkeergelegenheid ingetrokken.
2.4. Aldi en [appellanten sub 2] stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij menen dat de uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is onderzocht. Aldi betwist voorts de behoefte aan een grootschalige herstructureringsoperatie als waarin het plan voorziet.
2.5. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het goedgekeurd. Met de gemeenteraad is hij van mening dat de behoefte aan en de uitvoerbaarheid van het plan voldoende is aangetoond.
2.6. Blijkens de plantoelichting hangen de gebiedsdelen binnen de Akerstraat-Carboonstraat momenteel functioneel zwak met elkaar samen.
De verkeers- en parkeerstructuur vertoont gebreken en de inrichting en aankleding van het gebied is gedateerd. Deze omschrijving van het gebied is niet betwist. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat aan een herstructurering van het winkelgebied behoefte bestaat.
2.7. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 verrichten burgemeester en wethouders ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied der gemeente onderzoek naar de bestaande toestand in en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling van de gemeente. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan het in het eerste lid bedoelde onderzoek van stonde af aan mede betrekking heeft op de uitvoerbaarheid van het plan.
2.7.1. Uit de stukken blijkt dat in opdracht van het gemeentebestuur een distributie-planologisch onderzoek is uitgevoerd. Het betreft het onderzoek “DPO Kerkrade-West, Planvorming aan de Akerstraat/Carboonstraat nader getoetst” van november 2001. Uit dit onderzoek is af te leiden dat ruimte in de markt bestaat voor de in het plan beoogde uitbreiding van supermarkten.
In het onderzoek is uitdrukkelijk geen rekening gehouden met de grootschalige ontwikkeling van een mogelijke vestiging van een megasupermarkt in het in de omgeving van het plangebied gelegen Parkstad Limburg Stadion.
Op grond van de stukken stelt de Afdeling echter vast dat inmiddels een procedure op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is gestart om de vestiging van een megasupermarkt in het Parkstad Limburg Stadion mogelijk te maken. Gezien het voorgaande alsmede het verhandelde ter zitting is de Afdeling van oordeel dat de plannen met betrekking tot de megasupermarkt in de omgeving van het plangebied ten tijde van het bestreden besluit in een zodanig stadium verkeerden, dat zonder deze in het onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan te betrekken onvoldoende kennis kon worden verkregen over de marktsituatie in Kerkrade en de mogelijkheid van een herstructurering van het plangebied. Verweerder had zich derhalve bij het nemen van het bestreden besluit niet alleen mogen baseren op het onderzoek van november 2001. Alvorens te beslissen tot goedkeuring van het plan had het op de weg van verweerder gelegen aanvullend onderzoek van het college van burgemeester en wethouders te verlangen dan wel zelf een nader onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan te doen. Nu verweerder dit heeft nagelaten, is het bestreden besluit genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.
2.8. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 2 december 2003, kenmerk 2003/52073;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg in de door Aldi en [appellanten sub 2] in verband met de behandeling van hun beroepen gemaakte proceskosten tot een bedrag van elk afzonderlijk € 644,00, welke bedragen geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; de bedragen dienen door de provincie Limburg te worden betaald aan appellanten;
IV. gelast dat de provincie Limburg aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht (€ 232,00 voor Aldi en € 232,00 voor [appellanten sub 2]) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. R.H. Lauwaars en mr. P.C.E. van Wijmen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Bindels
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2004