ECLI:NL:RVS:2004:AR5478

Raad van State

Datum uitspraak
10 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400295/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D. Dolman
  • E.J. Nolles
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging goedkeuring wijzigingsplan Landelijk gebied door college van gedeputeerde staten van Utrecht

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het wijzigingsplan "Wijzigingsplan 2002-2 Landelijk gebied" dat op 29 januari 2003 door het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten is vastgesteld. Het college van gedeputeerde staten van Utrecht heeft op 22 april 2003 besloten over de goedkeuring van dit wijzigingsplan, maar dit besluit werd op 5 september 2003 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geheel vernietigd. Vervolgens heeft het college van gedeputeerde staten op 25 november 2003 opnieuw beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State op 14 januari 2004.

Tijdens de zitting op 11 oktober 2004 is appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door een ambtenaar van de provincie. De zaak betreft een geschil over de goedkeuring van een wijzigingsplan, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak moet toetsen of het plan voldoet aan de wettelijke eisen en of het in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het wijzigingsplan in strijd is met de bestemmingsplanvoorschriften en de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De Afdeling oordeelt dat het college van gedeputeerde staten van Utrecht ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan, omdat het niet voldoet aan de gestelde voorwaarden. De Afdeling vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten en onthoudt goedkeuring aan het wijzigingsplan. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante en dient het griffierecht te worden vergoed.

Uitspraak

200400295/1.
Datum uitspraak: 10 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2003, heeft het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten het wijzigingsplan "Wijzigingsplan 2002-2 Landelijk gebied" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 22 april 2003, no. 2003REG000900i, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
De Afdeling heeft dat besluit bij uitspraak van 5 september 2003, nos.
200303640/1 en 200303640/2, geheel vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 25 november 2003, no. 2003REG003047i, opnieuw beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 10 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 14 januari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 16 maart 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 2 juli 2004. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante, verweerder en [partij]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2004, waar appellante in persoon en bijgestaan door mr. M. Kuiper, advocaat te Harderwijk, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. W.E.M. Corsten, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten, vertegenwoordigd door J.E.P.M. Reijnen en C.J. van der Krans-Oskamp, ambtenaren van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door mr. C.W. Kniestedt, advocaat te Utrecht, en [gemachtigde], daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2.    [partij] exploiteert een rundveehouderij aan de [locatie]. Het bedrijf beschikt over twee bouwpercelen.
Op het grootste perceel, dat buitendijks ligt, staan de bedrijfsgebouwen. Op het andere perceel, dat binnendijks ligt, staat een agrarische bedrijfswoning. Met het wijzigingsplan (hierna: het plan) is beoogd in de toekomst een tweede bedrijfswoning te kunnen bouwen.
2.3.    Appellante stelt in beroep dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd.
Zij heeft onder meer betoogd dat het wijzigingsplan in strijd met artikel 31, eerste lid, onder f, van de bestemmingsplanvoorschriften verder strekt dan een verandering van de vorm van een agrarisch bouwperceel.
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien goedkeuring aan het plan te onthouden.
2.5.    Ingevolge artikel 31, eerste lid, aanhef en onder f, van de voorschriften van het bestemmingsplan “Landelijk gebied, 1e herziening” (hierna: het bestemmingsplan) is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de vorm van een bouwkavel te wijzigen indien dit om technische of architectonische redenen of uit een oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is.
Blijkens de plankaart, als nader toegelicht ter zitting, wijzigt de vorm van het bestaande, binnendijkse bouwperceel niet, maar is ten zuiden daarvan op enige afstand een “uitbreiding bouwperceel” voorzien. Het plan strekt derhalve niet tot een wijziging van de vorm.
Bovendien is tussen het binnendijkse bouwperceel en de gronden die zijn aangeduid als “uitbreiding bouwperceel” geen aanpijling aangebracht, ten teken dat die gronden één geheel vormen met het bestaande bouwperceel, zodat kennelijk is beoogd een bouwperceel toe te voegen. De wijzigingsbevoegdheid strekt daartoe echter niet.
Ook kent het plan, noch het bestemmingsplan een bestemming of aanduiding “uitbreiding bouwperceel”. De uit de plantoelichting blijkende stelling van het college dat de bestemming “Agrarisch gebied zonder bebouwing met landschappelijke waarde” wijzigt in “Agrarisch gebied met bebouwing, klasse C”, vindt dan ook geen steun in de tekst van de wijzigingsbevoegdheid.
Gezien het vorenstaande is het plan in strijd met artikel 31, eerste lid, aanhef en onder f, van de voorschriften van het bestemmingsplan in samenhang bezien met artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft verweerder gehandeld in strijd met deze artikelen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
Hieruit volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring aan het plan te onthouden.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige bezwaren geen bespreking.
2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van 25 november 2003, no. 2003REG003047i;
II.    onthoudt goedkeuring aan het door het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten op 29 januari 2003 vastgestelde wijzigingsplan ”Wijzigingsplan 2002-2 Landelijk gebied”;
III.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
IV.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Utrecht in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 483,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Utrecht te worden betaald aan appellante;
V.    gelast dat de provincie Utrecht aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Nolles
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2004
291-425.