ECLI:NL:RVS:2004:AR5806

Raad van State

Datum uitspraak
17 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403938/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Oosting
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek lozen van regenwater vermengd met huishoudelijk afvalwater

In deze zaak heeft de Raad van State op 17 november 2004 uitspraak gedaan over een handhavingsverzoek van appellant tegen het lozen van regenwater vermengd met huishoudelijk afvalwater op oppervlaktewater. Het verzoek was ingediend bij verweerder, het dagelijks bestuur van het waterschap de Dommel, en was gericht op het beëindigen van een overtreding van het Lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater. Appellant had in een brief van 7 juni 2000 verzocht om handhavend op te treden tegen de eigenaar van een woning, omdat deze volgens appellant in strijd handelde met artikel 5 van het Lozingenbesluit, dat beperkt lozen verbiedt indien de afstand tot de dichtstbijzijnde riolering 40 meter of minder bedraagt.

Verweerder heeft het verzoek van appellant op 10 januari 2001 afgewezen, omdat de overtreding al was beëindigd door het loskoppelen van hemelwaterafvoer en vuilwaterafvoer, en het plaatsen van een terugslagklep. Tijdens de zitting op 26 oktober 2004 heeft appellant bevestigd dat het niet meer mogelijk is om huishoudelijk afvalwater op de betrokken sloot te lozen. De beroepsgronden die appellant aanvoerde tegen het besluit van 14 april 2004, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, waren niet gericht tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek, maar betroffen waterkwantiteitsaspecten van de sloot. De Raad van State oordeelde dat deze gronden niet tot vernietiging van de beslissing konden leiden.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij mr. M. Oosting als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200403938/1.
Datum uitspraak: 17 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van het waterschap de Dommel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2001, kenmerk JB/01.1.1, heeft verweerder het verzoek van appellant om handhavend op te treden tegen het lozen van regenwater vermengd met huishoudelijk afvalwater op oppervlaktewater op het perceel [locatie] te [woonplaats] afgewezen.
Bij besluit van 14 april 2004, kenmerk U-04-04179, verzonden op 19 april 2004, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 9 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 10 juni 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2004, waar appellant in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. B.N. Heuer, ambtenaar van het waterschap, zijn verschenen. Voorts is daar [partij], eigenaar van de woning [locatie], als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij brief van 7 juni 2000 heeft appellant aan verweerder gevraagd om handhavend op te treden tegen de eigenaar van de woning [locatie] te [plaats]. In die brief is uitsluitend gevraagd om een einde te maken aan de overtreding van artikel 5 van het Lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater, waarin is bepaald dat beperkt lozen verboden is, indien de afstand tot de dichtstbijzijnde riolering 40 meter of minder bedraagt.
2.2.    Volgens het besluit van 10 januari 2001, waarin het verzoek om handhaving is afgewezen, was voornoemde overtreding vóór het nemen van dat besluit al beëindigd. Dat was gebeurd door de hemelwaterafvoer en de vuilwaterafvoer van elkaar los te koppelen en een terugslagklep te plaatsen in de vuilwaterafvoer, waardoor er niet langer huishoudelijk afvalwater kan worden geloosd op de betrokken sloot. Ook appellant onderschrijft blijkens het verhandelde ter zitting dat het niet meer mogelijk is om huishoudelijk afvalwater op die sloot te lozen en dat door de getroffen maatregelen de overtreding van artikel 5 van het Lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater is beëindigd.
2.3.    De beroepsgronden die appellant aanvoert tegen het bestreden besluit van 14 april 2004 zijn niet gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhaving van het verbod om huishoudelijk afvalwater te lozen, maar zien op waterkwantiteitsaspecten van de sloot. Die gronden kunnen daarom bij de beoordeling van de beslissing op bezwaar niet tot vernietiging leiden, zodat zij in deze procedure geen rol spelen.
2.4.    Gelet op het vorenstaande is het beroep tegen de beslissing op bezwaar ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting    w.g. Stolker
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2004
157.