200408851/1.
Datum uitspraak: 12 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te Maassluis,
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 1 juni 2004, kenmerk 936116/B40, en 8 oktober 2004, kenmerk 936116/B30 heeft verweerder respectievelijk ingestemd met het saneringsplan voor de locatie 'Burgemeesterwijk' (zuidelijk deel) en ingestemd met een aanpassing van dat saneringsplan voorzover het de kadastrale percelen gemeente Maassluis sectie A, nummers 2531, 4236 en 4244 betreft.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Bij brief van 29 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 oktober 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 3 november 2004 en op 5 november 2004 zijn nadere stukken ontvangen van respectievelijk verzoekster en de “Ontwikkelingscombinatie Burgemeesterwijk”. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 november 2004, waar [verzoekster], en verweerder, vertegenwoordigd door drs. E. Tripp, ir. E.P.H. Jager en mr. ir. H. Vermeulen, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn namens de “Ontwikkelingsmaatschappij Burgemeesterwijk”, [gemachtigde] en namens het college van burgemeester en wethouders mr. A.H. Kroeze en ing. B.H. Bussemaker, ambtenaren van de gemeente, daar gehoord.
2.1. Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat indien tegen een besluit van de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2. De Voorzitter overweegt dat het verzoek voorzover gericht tegen de kapvergunning in deze procedure geen rol kan spelen en dat het verzoek in zoverre is doorgezonden naar de rechtbank.
2.3. Verzoekster voert aan dat zij op 23 oktober 2004 een brief heeft ontvangen van de “Ontwikkelingscombinatie Burgemeesterwijk” te Maassluis waarin wordt aangekondigd dat begin november zal worden begonnen met de sanering van het onderhavige geval van bodemverontreiniging. Verzoekster stelt dat hierover nog een bezwaarschriftenprocedure loopt en zij verzoekt de instemming met het saneringsplan te schorsen.
2.4. De Voorzitter stelt voorop dat een voorlopige voorzieningsprocedure zich niet leent voor een uitgebreide beoordeling van alle bezwaren van verzoekster. Thans dient te worden beoordeeld of, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening is aangewezen.
2.5. De Voorzitter stelt vast dat verweerder bij besluit van 6 juli 2001 heeft besloten dat het onderhavige geval van bodemverontreiniging moet worden aangemerkt als een geval van ernstige bodemverontreiniging waarvan de sanering niet urgent is zolang er geen herinrichting of anderszins gebruikswijziging van het terrein plaatsvindt. Tevens stelt de Voorzitter vast dat op het hiertegen ingebrachte bezwaar nog steeds geen besluit is genomen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder ingestemd met het saneringsplan voor de onderhavige locatie. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de saneringswerkzaamheden inmiddels zijn begonnen. De Voorzitter overweegt dat noch uit hetgeen verzoekster heeft aangevoerd, noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat aan het besluit dusdanige gebreken kleven dat het treffen van een voorlopige voorziening aangewezen zou zijn. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Klap
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2004