ECLI:NL:RVS:2004:AR5824

Raad van State

Datum uitspraak
17 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401700/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.Ph.J.A.M. Hennekens
  • H. Borstlap
  • M.W.L. Simons-Vinckx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van gedeputeerde staten van Limburg inzake wijziging vergunning Wet milieubeheer

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Edelchemie Panheel B.V." beroep ingesteld tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg. Dit besluit, genomen op 29 juli 2003, hield in dat de aanvraag van appellante om wijziging van de vergunning, verleend op 16 mei 1995, buiten behandeling werd gelaten. De aanvraag betrof de voorschriften A.13, B.6 en F.7 van de Wet milieubeheer. Appellante had op 8 mei 2003 een verzoek ingediend om deze voorschriften te wijzigen, maar het college oordeelde dat dit verzoek niet als een geldige aanvraag kon worden beschouwd.

Na een bezwaarprocedure, waarin verweerder op 2 december 2003 en 13 januari 2004 aanvullende besluiten nam, heeft appellante op 25 februari 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad heeft de zaak op 28 september 2004 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellante als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden en advocaten.

De Raad van State heeft overwogen dat de brief van appellante van 8 mei 2003 niet anders kon worden geïnterpreteerd dan als een aanvraag om wijziging van de vergunning. Het college had deze aanvraag moeten behandelen op basis van artikel 8.24 van de Wet milieubeheer, maar heeft dit nagelaten door de aanvraag als een (veranderings)vergunning te kwalificeren. Hierdoor is de grondslag van de aanvraag niet correct behandeld.

De Raad van State heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 644,00 bedragen, en is bepaald dat de provincie Limburg het griffierecht van € 232,00 aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar gemaakt op 17 november 2004.

Uitspraak

200401700/1.
Datum uitspraak: 17 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Edelchemie Panheel B.V.", gevestigd te Panheel,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2003, kenmerk 2003/21170, heeft verweerder buiten behandeling gelaten de, bij brief van 8 mei 2003, door appellante ingediende aanvraag om de voorschriften A.13, B.6 en F.7 van de krachtens de Wet milieubeheer bij besluit van 16 mei 1995 verleende vergunning voor een inrichting op het adres Sint Antoniusstraat 15 te Panheel te wijzigen.
Bij brief van 2 december 2003, kenmerk 2003/52131, aangevuld bij brief van 13 januari 2004, kenmerk 2003/52131, verzonden op 15 januari 2004, heeft verweerder een besluit genomen op het hiertegen gemaakt bezwaar.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 25 februari 2004, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 maart 2004.
Bij brief van 6 mei 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Klijnstra, advocaat te Amsterdam, ir. L.M.M. Nevels en ir. L.F.C. Steens, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, G.C.H. Broen, J.H.M.M. de Jongh en ir. M.H.J.H. Verlinden, gemachtigden, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij het besluit op bezwaar heeft verweerder geoordeeld dat de brief van appellante van 8 mei 2003 moet worden beschouwd als een aanvraag om een (veranderings)vergunning in de zin van artikel 8.1, eerste lid, onder b en c, van de Wet milieubeheer. Vervolgens heeft verweerder met toepassing van artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaald dat een revisievergunning als geregeld in dat artikel moet worden aangevraagd, en voor het overige het primaire besluit tot het buiten behandeling laten van de aanvraag van 8 mei 2003 gehandhaafd.
2.2.    De Afdeling overweegt dat de brief van 8 mei 2003 van appellante niet anders kan worden uitgelegd dan als een aanvraag om enkele voorschriften te wijzigen van de krachtens de Wet milieubeheer bij besluit van 16 mei 1995 verleende vergunning, met toepassing van artikel 8.24, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Dat, zoals verweerder betoogt, deze aanvraag geheel of gedeeltelijk zou moeten worden afgewezen, maakt dat niet anders.
Verweerder had op deze aanvraag om toepassing van artikel 8.24 van de Wet milieubeheer dienen te beslissen, waarbij met betrekking tot de totstandkoming van de beschikking de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn. Door de aanvraag aan te merken als een aanvraag om een (veranderings)vergunning, heeft verweerder de grondslag van de aanvraag verlaten.
2.3.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.4.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg, als vervat in de brieven van 2 december 2003, kenmerk 2003/52131, en 13 januari 2004, kenmerk 2003/52131;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Limburg te worden betaald aan appellante;
IV.    gelast dat de provincie Limburg aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, Leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Hennekens    w.g. Van der Maesen de Sombreff
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2004
262-446.