200403053/1.
Datum uitspraak: 17 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen te Venray,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 5 maart 2004 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Venray.
Bij besluit van 14 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venray (hierna: het college) aan [vergunninghoudster], gevestigd te [plaats], bouwvergunning verleend voor het gewijzigd uitvoeren van de op 20 juni 2002 verleende bouwvergunning voor het vernieuwen van een winkel op het perceel kadastraal bekend gemeente Venray, sectie […], nummers […], plaatselijk bekend [locatie 1] te Venray.
Bij besluit van 19 augustus 2003 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 10 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 26 juli 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 oktober 2004, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door J.L.G. Zanders, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. De vergunde – en reeds uitgevoerde - wijzigingen betreffen, voorzover relevant, een verandering van de winkelindeling ten opzichte van het oorspronkelijke bouwplan, waarbij er niet langer sprake is van een toegang vanaf de [locatie 1].
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Centrum 2e herziening" geldt ter plaatse de bestemming "Winkels".
In artikel 9a, tweede lid, onder d, van de planvoorschriften is te dien aanzien bepaald dat de voorgevels van de gebouwen in de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens zullen worden geplaatst.
2.3. Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in gewijzigde vorm niet voldoet aan het bepaalde in artikel 9a, tweede lid, onder d, van de planvoorschriften, omdat aan de [locatie 1]zijde van het pand door het ontbreken van een toegang niet langer sprake is van een voorgevel.
Dit betoog faalt. Anders dan appellanten betogen kan uit deze bepaling niet worden afgeleid dat in iedere naar de weg gekeerde bebouwingsgrens van een gebouw een voorgevel dient te worden gesitueerd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 9, tweede lid, onder d, van de planvoorschriften, nu de voorgevel van het pand, zijnde de gevel waarin de hoofdtoegang is geprojecteerd, in de bebouwingsgrens aan het [locatie 2] is gelegen.
2.4. Aangezien het bestemmingsplan geen voorschriften kent die bepalen dat aan de zijde van de [locatie 1] geen achtergevels mogen worden gesitueerd, heeft de rechtbank eveneens terecht geoordeeld dat het college gelet op het bepaalde in artikel 44, van de Woningwet gehouden was de bouwvergunning te verlenen. Nu artikel 44 van de Woningwet geen ruimte laat voor een belangenafweging, kan hetgeen appellanten hebben aangevoerd met betrekking tot de gevolgen van het bouwplan voor het aanzien van de [locatie 1] geen doel treffen. Dat de oorspronkelijke bouwvergunning is verleend met vrijstelling voor een klein gedeelte van het pand aan het [locatie 2], doet daaraan niet af.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2004