ECLI:NL:RVS:2004:AR6288
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.W.L. Loeb
- J.A. Hoovers-Backaert
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs ongeldig verklaring
Op 3 mei 2004 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat vastgesteld dat de verzoeker niet geschikt is voor het besturen van motorrijtuigen van alle categorieën, waarna diens rijbewijs ongeldig werd verklaard. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 13 september 2004 door de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de verzoeker op 11 november 2004 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zijn rijbewijs geldig zou blijven totdat er een uitspraak in de bodemprocedure zou zijn gedaan.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 12 november 2004 behandeld. Tijdens de zitting was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en het CBR was vertegenwoordigd door een medewerker. De Voorzitter overwoog dat een besluit uitvoerbaar is, ook als daartegen rechtsmiddelen zijn aangewend. In dit geval was er geen reden om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam niet in stand zou blijven. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De beslissing werd op 19 november 2004 in het openbaar uitgesproken. De Voorzitter, mr. R.W.L. Loeb, en de ambtenaar van Staat, mr. J.A. Hoovers-Backaert, hebben de uitspraak vastgesteld. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.