ECLI:NL:RVS:2004:AR6726

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200406190/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. Cleton
  • R.D. van Onselen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan 'Gershwin' door de Raad van State

Op 22 november 2004 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Gershwin' van de gemeente Amsterdam. Dit bestemmingsplan, dat op 10 december 2003 door de gemeenteraad was vastgesteld, voorzag in de ontwikkeling van een gebied in de Zuidas met onder andere 151.000 m² woonruimte en 45.000 m² kantoorruimte. Verzoekers, waaronder een particulier en de besloten vennootschap BP Nederland B.V., hebben tegen de goedkeuring van dit plan beroep ingesteld, waarbij zij ook vroegen om een voorlopige voorziening. De verzoeken zijn ingediend op verschillende data in juli en augustus 2004, waarbij de verzoeker sub 1 zijn beroep aanvulde met een verzoek om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de bezwaren van de verzoekers met betrekking tot de luchtkwaliteit niet ontvankelijk verklaard zouden moeten worden, omdat deze niet eerder in de procedure naar voren waren gebracht. Echter, de Voorzitter heeft ook twijfels geuit over de luchtkwaliteitsnormen die in het plangebied zouden gelden, vooral gezien een onderzoek van Rijkswaterstaat dat aangaf dat de grenswaarde voor stikstofdioxide in 2020 zou worden overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat nader onderzoek noodzakelijk was.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter besloten om het bestreden besluit van de gemeenteraad geheel te schorsen, wat betekent dat de uitvoering van het bestemmingsplan voorlopig is stopgezet. De provincie Noord-Holland is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoekers, met een totaalbedrag van € 663,61. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om bij het nemen van besluiten rekening te houden met de luchtkwaliteitsnormen, zoals vastgelegd in het Besluit luchtkwaliteit.

Uitspraak

200406190/2.
Datum uitspraak: 22 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"BP Nederland B.V.", gevestigd te Amsterdam,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2003 heeft de gemeenteraad van Amsterdam, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2003, het bestemmingsplan "Gershwin" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 6 juli 2004, kenmerk 2003-53370, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoeker sub 1 bij brief van 22 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 juli 2004, verzoeker sub 2 bij brief van 24 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2004, en verzoekster sub 3 bij brief van 25 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2004, beroep ingesteld. Verzoeker sub 1 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 31 juli 2004.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft verzoeker sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft verzoeker sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 25 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2004, heeft verzoekster sub 3 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 15 oktober 2004, waar verzoeker sub 1, in persoon, verzoeker sub 2, in persoon, verzoekster sub 3, vertegenwoordigd door mr. G.F. Kwekel en [gemachtigde] en bijgestaan door mr. B.P.M. van Ravels, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.T. Ziengs, zijn verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. H.W. Bartels, mr. V.J. van den Broek en drs. L. Loeven en bijgestaan door mr. N.S.J. Koeman, daar gehoord.
Buiten bezwaren van partijen zijn nadere stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plangebied maakt deel uit van het kerngebied van de Zuidas en wordt in het noorden begrensd door de Mahlerlaan, in het oosten door de Beethovenstraat, in het zuiden door de De Boelelaan en in het westen door de Buitenveldertselaan.
Het plan voorziet globaal in 151.000 m² woonruimte, 45.000 m² kantoorruimte, 35.000 m² ruimte voor voorzieningen en in parkeerplaatsen met een gezamenlijke capaciteit van ongeveer 2300 parkeerplaatsen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3. [verzoeker sub 1] richt zich tegen de plandelen met de bestemmingen "Woningen c.a." en "Stedelijke functies". Verzoeker stelt onder meer dat er ten onrechte vanuit wordt gegaan dat voldaan zal worden aan de normen met betrekking tot luchtkwaliteit. Hij betwijfelt de juistheid van het verrichte onderzoek en wijst daarbij op een onderzoek van Rijkswaterstaat Noord-Holland, waaruit blijkt dat de grenswaarde voor stikstofdioxide in 2020 tot op een afstand van vijftig meter vanaf de rand van de A10 zal worden overschreden.
2.4. De gemeenteraad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het beroep voorzover dit ziet op de luchtkwaliteit, niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard omdat verzoeker dit aspect niet eerder in de procedure naar voren heeft gebracht.
Voorts heeft de gemeenteraad gesteld dat vanwege de grote afstand tot de A10 in het plangebied geen normen met betrekking tot luchtkwaliteit zullen worden overschreden.
2.5. Verweerder heeft geen reden gezien de plandelen in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en heeft deze goedgekeurd. Wat betreft de luchtkwaliteit sluit hij zich aan bij het standpunt van de gemeenteraad.
2.6. De Voorzitter stelt voorop dat verzoekers in hun zienswijze en bedenkingen tegen de bovenvermelde plandelen ageren. De bezwaren inzake de luchtkwaliteit kunnen aan deze plandelen worden toegerekend en vinden hierin hun grondslag. Gelet hierop verwacht de Voorzitter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep in zoverre niet-ontvankelijk zal verklaren.
2.7. Ingevolge het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269), hierna te noemen: het Besluit) dienen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit, behoudens voor zover de betrokken wettelijke regeling zich daartegen verzet, de in het Besluit gestelde grenswaarden met betrekking tot zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen in acht te nemen.
In het kader van de m.e.r.-beoordeling Zuidasgebied Amsterdam (overeenkomstig de partiële streekplanherziening ANZKG) is door Ingenieurs Bureau Amsterdam een onderzoek verricht naar de toekomstige luchtkwaliteit in de Zuidas, gedateerd 20 februari 2003.
Dit onderzoek, dat door verzoeker wordt bestreden, heeft bij de Voorzitter twijfel laten bestaan over de vraag of het plan in strijd is met het Besluit. De Voorzitter acht hiernaar, en naar hetgeen verzoeker overigens heeft gesteld, nader onderzoek door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak aangewezen.
Reeds hierom komt het verzoek voor inwilliging in aanmerking.
Gelet op de omvang van de plandelen met de bestemmingen "Woningen c.a." en "Stedelijke functies" en de samenhang hiervan met de overige plandelen ziet de Voorzitter aanleiding bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit geheel te schorsen.
2.8. Nu het besluit op grondslag van het verzoek van [verzoeker sub 1] geheel wordt geschorst komen de verzoeken van [verzoeker sub 2] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "BP Nederland B.V." (hierna: BP) eveneens voor toewijzing in aanmerking.
2.9. Verweerder dient op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker sub 1] en BP. Ten aanzien van [verzoeker sub 2]  is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 6 juli 2004, 2003-53370;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland in de door verzoekers sub 1 en sub 3 in verband met de behandeling van hun verzoeken gemaakte proceskosten tot een bedrag van totaal € 663,61; dit bedrag dient door de provincie Noord-Holland als volgt te worden betaald:
- aan R. Haffmans € 19,61;
- aan BP € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de provincie Noord-Holland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 136,00 voor [verzoeker sub 1], € 136,00 voor [verzoeker sub 2] en € 273,00 voor BP) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. van Onselen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2004
178-448.