ECLI:NL:RVS:2004:AR6745
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Beekhuis
- P.A. de Vink
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom opgelegd door college van burgemeester en wethouders van Den Haag
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 24 juli 2003 een last onder dwangsom opgelegd aan de vergunninghouder, appellant en een andere partij. De dwangsom was vastgesteld op € 3.500,00 per overtreding van een specifiek voorschrift uit het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, met een maximum van € 10.500,00. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd op 24 februari 2004 ongegrond verklaard. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank te Den Haag, dat op 13 april 2004 is ingediend. De gronden van het beroep zijn later aangevuld. De zaak is vervolgens door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer.
De zitting vond plaats op 29 oktober 2004, waar verweerder vertegenwoordigd was door ambtenaren van de gemeente. De Afdeling heeft overwogen dat het doel van appellant met het beroep is bereikt, aangezien de opgelegde last onder dwangsom is vervallen door het verstrijken van de termijn van 15 maanden zonder dat er een dwangsom is verbeurd. Hierdoor is er geen grond voor een oordeel dat appellant nog belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan in naam der Koningin door de enkelvoudige kamer van de Raad van State, met mr. H. Beekhuis als lid en mr. P.A. de Vink als ambtenaar van Staat aanwezig. De uitspraak vond plaats op 1 december 2004.