200408644/1.
Datum uitspraak: 30 november 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], handelend onder de naam [naam bedrijf], wonend en gevestigd te [plaats],
het college van burgemeester en wethouders van Wormerland,
verweerder.
Bij besluit van 18 augustus 2004, kenmerk 04.002121, heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd indien niet binnen 8 weken na dagtekening van dit besluit de overtreding van voorschrift 2.2.2, onder a, voorschrift 2.2.3, onder b, voorschrift 1.6.11 en artikel 6, derde lid, onder d, van het Besluit opslag en transportbedrijven milieubeheer wordt beëindigd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 19 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 25 oktober 2004, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 november 2004, waar verzoeker, in persoon, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. E. Houwertjes en E.M. Bontjes, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:11, van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.1.1. Het bestreden besluit is op 18 augustus 2004 per aangetekende post verzonden. Gelet hierop liep de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van 19 augustus 2004 tot en met 29 september 2004.
Verzoeker heeft zijn bezwaarschrift niet binnen de termijn verzonden. Gelet hierop is het bezwaarschrift niet tijdig ingediend. Hieraan doet niet af dat het besluit, nadat dit als “niet afgehaald” aan de gemeente was geretourneerd, op 16 september 2004 opnieuw aan verzoeker is verzonden en persoonlijk is overhandigd; deze hernieuwde verzending doet geen nieuwe bezwaartermijn ontstaan.
2.1.2. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij ten tijde van de eerste verzending afwezig was vanwege vakantie en het achtergelaten bericht van TPGPost niet heeft aangetroffen.
2.1.2.1. Deze omstandigheden kunnen redelijkerwijs niet leiden tot het oordeel dat van een verzuim geen sprake is geweest. De gevolgen van het niet afhalen van per aangetekende post verzonden brieven komen voor risico van verzoeker. Het moet ervoor worden gehouden dat op het adres van verzoeker een kennisgeving is achtergelaten. Door verzoeker zijn geen voorzieningen getroffen gedurende de sluiting van het bedrijf wegens vakantie. Hierbij kan worden opgemerkt dat verzoeker na ontvangst van de brief van 16 september nog gelegenheid had om binnen de door de wet gestelde termijn een bezwaarschrift in te dienen.
Het betoog van verzoeker dat bij de tweede verzending duidelijk had moeten worden gemaakt dat van een nieuwe bezwaartermijn geen sprake was, treft naar het oordeel van de Voorzitter reeds daarom geen doel omdat het schrijven dat verweerder heeft verzonden op 16 september 2004 een herhaling is van het bestreden besluit en daarvan melding maakt.
2.2. Gelet op het voorgaande zal verweerder het bezwaarschrift naar verwachting niet-ontvankelijk moeten verklaren. In zoverre bestaat dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.D. Trippert-van Gemeren, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin w.g. Trippert-van Gemeren
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2004