ECLI:NL:RVS:2004:AR7066

Raad van State

Datum uitspraak
8 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401410/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van toetsingsformulier bouwvergunning voor appartementen aan de Kanaaloevers te Apeldoorn

In deze zaak gaat het om de openbaarmaking van een toetsingsformulier dat betrekking heeft op een aanvraag voor een bouwvergunning voor de oprichting van 83 appartementen aan de Kanaaloevers in Apeldoorn. Appellant, het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn, heeft op 18 juni 2002 het verzoek van de wederpartijen om openbaarmaking van dit document afgewezen. De wederpartijen hebben hiertegen bezwaar gemaakt, wat door appellant ongegrond werd verklaard. De rechtbank Zutphen heeft op 2 februari 2004 het beroep van de wederpartijen gegrond verklaard en de beslissing van appellant vernietigd, met de opdracht om binnen drie weken een nieuwe beslissing te nemen.

Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 18 oktober 2004 is de zaak behandeld, waarbij zowel appellant als de wederpartijen aanwezig waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de passages in het toetsingsformulier die door appellant niet openbaar zijn gemaakt, persoonlijke beleidsopvattingen betreffen. Dit betekent dat op grond van artikel 11 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) geen informatie over deze opvattingen kan worden verstrekt.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep van appellant gegrond is, en dat de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op de openbaarmaking van andere passages uit het toetsingsformulier, bevestigd dient te worden. De beslissing van appellant om delen van het toetsingsformulier openbaar te maken, maar de onder 2.2. bedoelde passages niet, is in overeenstemming met de wet. Het beroep van de wederpartijen tegen het besluit van 16 maart 2004 is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200401410/1.
Datum uitspraak: 8 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 2 februari 2004 in het geding tussen:
[wederpartijen], beiden wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2002 heeft appellant het verzoek van[wederpartijen] om openbaarmaking van een document inzake de toetsing (hierna: het toetsingsformulier) van een aanvraag om een bouwvergunning voor de oprichting van 83 appartementen aan de Kanaaloevers, vlek A, te Apeldoorn afgewezen.
Bij besluit van 20 februari 2003 heeft appellant het daartegen door [wederpartijen] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 februari 2004, verzonden op 3 februari 2004, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartijen] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en appellant opgedragen om binnen drie weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 16 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 maart 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 15 maart 2004 hebben [wederpartijen] de toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Bij besluit van 16 maart 2004 heeft appellant het besluit van 18 juni 2002 gewijzigd en alsnog delen van het toetsingsformulier openbaar gemaakt.
Bij brieven van 30 maart 2004 en 15 april 2004 hebben [wederpartijen] van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [wederpartijen]. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. N. te Brinke en mr. M.D.G. Visser, ambtenaren van de gemeente, en [wederpartijen] in persoon, bijgestaan door T. van Blommestein, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c en f, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
intern beraad: het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid;
persoonlijke beleidsopvatting: een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wob wordt, in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering over persoonlijke beleidsopvattingen informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
2.2.    Blijkens de verklaring van [wederpartijen] ter zitting van de Afdeling beperkt het geschil in hoger beroep zich tot het oordeel van de rechtbank voorzover dat betrekking heeft op openbaarmaking van hetgeen op pagina 1 van het toetsingsformulier met pen is bijgeschreven bij de rubriek “Bouwplan akkoord mits” en hetgeen in dat formulier achter de data 18 februari 1998 en 15 april 1998 is vermeld.
2.3.    Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de hiervoor aangeduide passages van het ten behoeve van intern beraad opgestelde toetsingsformulier, persoonlijke beleidsopvattingen betreffen over de toetsing van de hierboven bedoelde aanvraag om verlening van een bouwvergunning, zodat artikel 11, eerste lid, van de Wob aan verstrekking daarvan in de weg staat. Aangezien door anonimisering in dit geval niet kan worden bereikt dat die opvattingen niet tot personen herleidbaar zijn, heeft appellant toepassing van de in artikel 11, tweede lid, van de Wob neergelegde bevoegdheid achterwege kunnen laten.
2.4.    Het hoger beroep is gegrond. Nu het oordeel van de rechtbank dat de beslissing op bezwaar wegens strijd met artikel 11 van de Wob dient te worden vernietigd voorzover het andere passages uit het toetsingsformulier betreft, niet is bestreden, dient de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden waarop zij rust, te worden bevestigd.
2.5.    Bij besluit van 16 maart 2004 heeft appellant het besluit van 18 juni 2002 gewijzigd en alsnog delen van het toetsingsformulier openbaar gemaakt. De onder 2.2. bedoelde passages zijn opnieuw niet openbaar gemaakt. Gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, wordt het beroep van [wederpartijen] tegen het besluit van 16 maart 2004 bij de beoordeling in hoger beroep betrokken, nu hierbij niet tegemoet is gekomen aan hun verzoek om de onder 2.2. bedoelde passages openbaar te maken.
2.6.    Zoals hiervoor onder 2.3. is overwogen heeft appellant de openbaarmaking van de onder 2.2. bedoelde passages kunnen weigeren op grond van artikel 11 van de Wob.
Het beroep van [wederpartijen] tegen het besluit van 16 maart 2004 is mitsdien ongegrond.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    verklaart het beroep van [wederpartijen] tegen het besluit van 16 maart 2004 van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn, kenmerk VRB/JAV/NtB, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Zwemstra
Voorzitter                      ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004
91-450.