ECLI:NL:RVS:2004:AR7077

Raad van State

Datum uitspraak
8 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403991/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verstrekking adresgegevens van kinderen door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Heemstede op 23 oktober 2002 geweigerd om de adresgegevens van de drie kinderen van appellant te verstrekken. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 25 maart 2003 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem, die op 29 maart 2004 de uitspraak van het college heeft bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 13 mei 2004 is ingediend. De gronden van het beroep zijn later aangevuld op 9 juni 2004. Tijdens de zitting op 15 november 2004 is appellant in persoon verschenen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente. Ook de vroegere echtgenote van appellant heeft zich laten bijstaan door een advocaat en heeft een memorie ingediend.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen gekeken naar de relevante wetgeving, met name artikel 100 van de Wet GBA, dat de verstrekking van gegevens aan natuurlijke personen regelt. Het college kan gegevens verstrekken aan personen met schriftelijke toestemming van de ingeschrevene. De Raad heeft vastgesteld dat de vroegere echtgenote van appellant heeft verklaard dat appellant beschikt over de opgevraagde adresgegevens, en dat appellant deze verklaring niet heeft weersproken. Hierdoor concludeert de Raad dat appellant geen belang heeft bij het hoger beroep, wat leidt tot de beslissing dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 8 december 2004. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200403991/1.
Datum uitspraak: 8 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 29 maart 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Heemstede.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heemstede (hierna: het college) geweigerd aan appellant de adresgegevens van zijn drie kinderen te verstrekken.
Bij besluit van 25 maart 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 maart 2004, verzonden op 2 april 2004, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 mei 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 9 juni 2004. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 26 juli 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Daartoe op de voet van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld, heeft [partij], de vroegere echtgenote van appellant, op 2 augustus 2004 een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 november 2004, waar appellant in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.R. Staller-Van der Horst en A. Siebert, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [partij] verschenen, bijgestaan door mr. C. Lubben.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 100, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet GBA, voorzover thans van belang, kan verstrekking van gegevens plaatsvinden aan natuurlijke personen, ten behoeve van een persoonlijk, niet-commercieel belang, met voorafgaande schriftelijke toestemming van de ingeschrevene van wie gegevens worden verstrekt.
Ingevolge artikel 102, eerste lid, voorzover thans van belang, geeft het college van burgemeester en wethouders aan het schriftelijke verzoek van de betrokkene om in de gevallen, bedoeld in artikel 100, geen gegevens die opgenomen zijn op zijn persoonslijst of hem betreffende verwijsgegevens en daarmee in verband staande administratieve gegevens, aan derden te verstrekken, binnen vier weken gevolg en doet het daarvan terstond schriftelijk mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de geldende regels ter zake.
2.2.    Reeds in bezwaar heeft [partij], onder overlegging van een ter zake dienend bewijsstuk, verklaard dat appellant beschikt over de door hem opgevraagde adresgegevens. Deze verklaring heeft zij in beroep en in hoger beroep herhaald. Nu appellant deze verklaring in beroep en in hoger beroep, hoewel daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld, niet heeft weersproken, staat vast dat hij over de opgevraagde adresgegevens beschikt. Gelet hierop, moet worden geoordeeld dat appellant geen belang heeft bij het door hem ingestelde hoger beroep. Het is derhalve niet-ontvankelijk.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Mathot
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004
413.