ECLI:NL:RVS:2004:AR7113

Raad van State

Datum uitspraak
8 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308582/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • P.A. Offers
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit tot stillegging bouwwerkzaamheden door college van burgemeester en wethouders van Oudewater

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oudewater, waarbij haar werd gelast de bouwwerkzaamheden op een perceel stil te leggen. Het college had op 16 juli 2002 besloten om de bouwwerkzaamheden stil te leggen, waarna appellante bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 26 november 2002 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank Utrecht, die op 28 november 2003 het beroep ongegrond verklaarde. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij haar gronden aanvulde in februari 2004.

Tijdens de zitting op 25 oktober 2004 werd appellante bijgestaan door haar advocaat en een deskundige. De Raad van State heeft vastgesteld dat de bouwwerkzaamheden betrekking hadden op de bouw van een woning met garage, en dat appellante deze werkzaamheden ondanks de stillegging volledig had voltooid. Appellante verklaarde ter zitting dat zij geen nadeel had ondervonden van het besluit tot stillegging en dat het hoger beroep enkel was ingesteld om duidelijkheid te krijgen over de vraag of er in afwijking van de bouwvergunning was gebouwd.

De Raad van State oordeelde dat de vraag of er in afwijking van de bouwvergunning was gebouwd, aan de orde kon worden gesteld in de procedure over het dwangsombesluit. Hierdoor was er geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de opgelegde bouwstop. Het hoger beroep werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 8 december 2004.

Uitspraak

200308582/1.
Datum uitspraak: 8 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 november 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Oudewater.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oudewater (hierna: het college) appellante gelast de bouwwerkzaamheden op het perceel [locatie] te [plaats] stil te leggen.
Bij besluit van 26 november 2002 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 november 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 17 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 februari 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 9 maart 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 oktober 2004, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. L.J.L. Heukels, advocaat te Haarlem en ing. G.C.M. Verklei, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.P.W. van den Berg en A.B. den Boer, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Vast staat dat de bouwwerkzaamheden waarvan de stillegging is gelast betrekking hadden op de bouw van een woning met garage. Vast staat voorts dat appellante in weerwil van het gehandhaafde besluit van 16 juli 2002 de woning en garage geheel heeft voltooid.
Ter zitting is van de zijde van appellante verklaard dat zij van dit besluit geen nadeel heeft ondervonden en dat het hoger beroep er uitsluitend toe strekt om met het oog op de door het college ter zake van de bouw van de woning met garage opgelegde last onder dwangsom een uitspraak te verkrijgen over de vraag of in afwijking van de bouwvergunning is gebouwd.
De vraag of is gebouwd in afwijking van de bouwvergunning kan evenwel ten volle aan de orde worden gesteld - hetgeen appellante ook heeft gedaan - in de procedure ter zake van het dwangsombesluit.
Gelet hierop is van enig belang bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de opgelegde bouwstop geen sprake meer.
2.2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Wilbers-Taselaar
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004
71-412.