200402255/1.
Datum uitspraak: 8 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Sevenum,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 februari 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 18 december 2002 heeft appellant (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] bouwvergunning verleend voor een vervangende ruimte voor kinderopvang op het perceel [locatie] te Sevenum (hierna: het perceel).
Bij besluit van 1 juli 2003 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 februari 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 16 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 maart 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 mei 2004 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 oktober 2004, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.C.M.G. Beusmans, ambtenaar van de gemeente, en [wederpartij], in persoon, zijn verschenen. Voorts is daar verschenen [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Goumans, advocaat te Roermond.
2.1. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan
“Buitengebied Sevenum 1998”, zoals dit door het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college van gedeputeerde staten) bij besluit van 20 oktober 1998 onherroepelijk is goedgekeurd (hierna: het bestemmingsplan).
Op plankaart 1 van het bestemmingsplan is aan het perceel de hoofdbestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden -Aln- ” toegekend. Voorts is op de desbetreffende detailplankaart aan het perceel de medebestemming “Bedrijfsdoeleinden (B)” toegekend, met de aanduiding B29.
Het college van gedeputeerde staten heeft bij genoemd besluit goedkeuring onthouden aan het op de medebestemming “Bedrijfsdoeleinden (B)” betrekking hebbende artikel 18 van de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften.
In artikel 18, eerste lid, was, voorzover hier van belang, bepaald dat de op de plankaart voor ‘Bedrijfsdoeleinden -B-‘ aangewezen gronden overeenkomstig de aanduidingen op de kaart zijn bestemd voor: B29: kinderdagverblijf.
2.2. Het college komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, nu aan artikel 18, eerste lid, van de planvoorschriften goedkeuring is onthouden. Hij betoogt daartoe dat de rechtbank heeft miskend dat het college van gedeputeerde staten geen goedkeuring heeft onthouden aan de detailplankaart waarop de medebestemming “Bedrijfsdoeleinden” ter plaatse van het perceel is aangegeven. Uit die kaart met bijbehorend en eveneens goedgekeurd renvooi, bezien in samenhang met de als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegde beschrijving van de bestaande situatie met toegelaten maatvoeringen voor dit perceel, is volgens het college voldoende duidelijk dat aan het perceel de medebestemming “kinderdagverblijf” is toegekend.
2.3. Dit betoog slaagt niet. Uit het renvooi bij de detailplankaart blijkt niet welke betekenis toekomt aan de op deze kaart geplaatste aanduiding “B29”. De bij het bestemmingsplan gevoegde bijlage, waarop is aangegeven dat de aanduiding “B29” verwijst naar een kinderdagverblijf, behoort niet tot de gedeelten van het bestemmingsplan die voor toetsing in aanmerking komen. Gegeven de onthouding van goedkeuring aan artikel 18 van de planvoorschriften komt aan de aanduiding “B29” op de detailplankaart geen betekenis meer toe. Derhalve geldt ter plaatse de medebestemming “Bedrijfsdoeleinden (B)”, zonder nadere aanduiding. Nu, als gevolg van de onthouding van goedkeuring aan artikel 18, een omschrijving van de medebestemming “Bedrijfsdoeleinden (B)” ontbreekt, dient voor de vaststelling van de reikwijdte van dat begrip aansluiting te worden gezocht bij hetgeen naar algemeen gangbare opvattingen daaronder wordt begrepen. Behoudens indien daarin uitdrukkelijk is voorzien, valt een kinderdagverblijf niet onder deze noemer te brengen, nu een dergelijke voorziening naar haar aard veeleer thuishoort bij hetgeen doorgaans onder de categorieën "bijzondere doeleinden" of "maatschappelijke doeleinden" wordt gerangschikt.
2.4. Het voorgaande brengt mee dat het bouwplan in strijd is met de medebestemming “Bedrijfsdoeleinden (B)”. Bij zijn beslissing op bezwaar heeft het college de bouwvergunning derhalve in strijd met artikel 44, eerste lid, van de Woningwet gehandhaafd. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Wilbers-Taselaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004