ECLI:NL:RVS:2004:AR7539

Raad van State

Datum uitspraak
8 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200406581/4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor café in Venhuizen

Op 3 september 2002 verleende het college van burgemeester en wethouders van Venhuizen aan [vergunninghouder] een vrijstelling en bouwvergunning voor de verbouw en uitbreiding van een café op het perceel [locatie] te [woonplaats]. Dit besluit werd door [verzoeker] aangevochten, wat leidde tot een ongegrondverklaring van zijn bezwaar op 19 augustus 2003. De voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar verklaarde op 25 juni 2004 het beroep van [verzoeker] gegrond, vernietigde de beslissing op bezwaar en schorste de bouwvergunning tot zes weken na een nieuw besluit van het college. Het college nam op 20 juli 2004 een nieuw besluit, maar [verzoeker] ging hiertegen in beroep.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelde het verzoek om een voorlopige voorziening op 28 oktober 2004. Tijdens deze zitting waren zowel [verzoeker] als vertegenwoordigers van het college en [vergunninghouder] aanwezig. De Voorzitter verklaarde het verzoek op 4 november 2004 niet-ontvankelijk vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. Op 8 november 2004 verzocht [verzoeker] opnieuw om een voorlopige voorziening, maar partijen gaven aan geen zitting te willen.

De Voorzitter oordeelde dat het bouwplan niet voldeed aan de Bouwverordening van de gemeente Venhuizen, omdat er geen alternatieve parkeerruimte was voorzien. Dit leidde tot twijfels over de rechtmatigheid van de verleende ontheffing en de handhaving van de bouwvergunning. Gezien de belangen van de betrokken partijen besloot de Voorzitter tot het treffen van een voorlopige voorziening, waarbij de besluiten van het college van 3 september 2002 en 20 juli 2004 werden geschorst. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan [verzoeker] en de vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

200406581/4.
Datum uitspraak: 8 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker], wonend te [woonplaats], om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de vennootschap onder firma [Bar Dancing] en [Sportcafé] en haar [vennoten].
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 25 juni 2004 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Venhuizen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 september 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venhuizen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de verbouw en uitbreiding van een café op het perceel [locatie] te [woonplaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 augustus 2003 heeft het college het daartegen door  [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 juni 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het college opgedragen een nieuw besluit te nemen en bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 3 september 2002 geschorst tot zes weken na de datum van verzending van het nieuw te nemen besluit.
Bij besluit van 20 juli 2004 heeft het college het door verzoeker tegen het besluit van 3 september 2002 gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard, alsnog met toepassing van artikel 2.5.30, vierde lid, onder a, van de bouwverordening van de gemeente Venhuizen ontheffing verleend en de bouwvergunning gehandhaafd.
Tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juni 2004 hebben de vennootschap onder firma [Bar Dancing] en [Sportcafé] en haar [vennoten] bij brief van 5 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Tegen het besluit van 20 juli 2004 heeft verzoeker bij brief van 9 september 2004 bij de rechtbank beroep ingesteld. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek ter behandeling doorgezonden naar de Afdeling.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 oktober 2004, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. J.J. de Boer, advocaat te Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door Th.L. de Fouw, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder] vertegenwoordigd door mr. Y.M. van der Meulen-Krouwel, gemachtigde, daar gehoord.
Bij uitspraak van 4 november 2004 heeft de Voorzitter het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald.
Bij brief van 8 november 2004 heeft verzoeker de Voorzitter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een behandeling ter zitting van dit verzoek.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    De Voorzitter overweegt dat als gevolg van de realisering van het bouwplan de aan de achterzijde van het perceel aanwezige parkeerplaatsen verloren zullen gaan. Nu in het bouwplan niet in andere parkeerruimte is voorzien, bestaat aanleiding om aan te nemen dat het bouwplan niet voldoet aan artikel 2.5.30, eerste lid, van de Bouwverordening van de gemeente Venhuizen en een ontheffing van deze bepaling vereist is. Bij de Voorzitter bestaat gerede twijfel dat het college een juist gebruik heeft gemaakt van de in het vierde lid van artikel 2.5.30 neergelegde bevoegdheid om zodanige ontheffing te verlenen. Dit betekent dat eveneens moet worden betwijfeld of de bij het besluit van 20 juli 2004 gehandhaafde bouwvergunning van 3 september 2002 uiteindelijk in stand zal blijven.
2.3.    Gelet op het vorenstaande en op de betrokken belangen, bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorlopige voorziening.
2.4.    Voorts dient het college op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Venhuizen van onderscheidenlijk 3 september 2002, nummer BA 2002102, en 20 juli 2004;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Venhuizen in de door verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Venhuizen te worden betaald aan verzoeker;
III.    gelast dat de gemeente Venhuizen aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 205,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Boer
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004
201.