Uitspraak
200308153/1, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt stelt dat binnen afzienbare termijn vergunningverlening mogelijk is.
Raad van State
In deze zaak heeft de vereniging 'Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee' een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen een besluit van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Dit besluit, genomen op 31 augustus 2004, betreft het gedogen van de lozing van afvalstoffen vanuit het schietterrein Marnewaard te Ulrum in de Waddenzee zonder de vereiste vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De verzoekster betoogt dat de gedoogbeschikking onterecht is afgegeven, omdat er geen uitzicht is op legalisatie van de overtreding en dat de lozing schadelijke effecten heeft op de natuurwaarden van de Waddenzee. Ze verwijst naar verschillende Europese richtlijnen die in haar ogen niet worden nageleefd, waaronder de Habitatrichtlijn en de Richtlijn betreffende gevaarlijke stoffen.
De staatssecretaris verdedigt het besluit door te stellen dat er een vergunningaanvraag is ingediend en dat de lozing niet significant is voor de waterkwaliteit. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 29 november 2004. Na het horen van de partijen, waaronder vertegenwoordigers van de staatssecretaris van Defensie, heeft de Voorzitter geconcludeerd dat er geen wettelijke verplichting bestaat om de geluidbelasting in de vergunningaanvraag te betrekken. De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen reden is om aan te nemen dat de staatssecretaris niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De beslissing om het verzoek af te wijzen is op 9 december 2004 openbaar gemaakt.