ECLI:NL:RVS:2004:AR7935

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409338/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H.B. van der Meer
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen raadsbesluit over referendum inzake bouwverordening

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 december 2004 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door een appellant, die beweerdelijk optreedt namens de vereniging "IJsclub Wognum". Het beroep was gericht tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van Wognum, dat op 22 april 2004 had besloten dat er een raadgevend correctief referendum kon worden gehouden over een raadsbesluit van 13 april 2004, betreffende de 1.11e wijziging van de model-bouwverordening. De appellant had zijn beroep ingediend op 27 april 2004, maar had geen bewijs overgelegd waaruit bleek dat hij daadwerkelijk de vereniging vertegenwoordigde. Ondanks een aanmaning om deze stukken te overleggen, heeft de appellant hier geen gebruik van gemaakt.

De Raad van State overwoog dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de appellant niet had voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. De appellant was op de hoogte gesteld van deze verplichting en had de gelegenheid gekregen om het griffierecht voor 25 november 2004 te voldoen, maar had dit nagelaten. De Raad van State concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de appellant niet in verzuim was geweest. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van de juiste documenten en het voldoen aan procesvoorwaarden, zoals het betalen van griffierecht, om ontvankelijkheid van een beroep te waarborgen. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 december 2004.

Uitspraak

200409338/1.
Datum uitspraak: 13 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], beweerdelijk optredend namens de vereniging "IJsclub Wognum", gevestigd te Wognum,
en
het College van burgemeester en wethouders van Wognum,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2004 heeft verweerder (hierna: het college) besloten dat over het raadsbesluit van 13 april 2004 tot vaststelling van de 1.11e wijziging van de model-bouwverordening een raadgevend correctief referendum, als bedoeld in de Tijdelijke referendumwet, kan worden gehouden.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 24 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 1 december 2004 heeft het college een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Bij brief van 7 december 2004 hebben [appellant] en [partij A] een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op 7 december 2004 tijdens een zitting aan de orde gesteld, waar appellant niet is verschenen en de vereniging "IJsclub Wognum" zich niet heeft doen laten vertegenwoordigen. Het college heeft zich met kennisgeving evenmin doen laten vertegenwoordigen. Aanwezig was [partij B].
2.    Overwegingen
2.1.    Gelet op de inhoud en strekking van het beroepschrift, gelezen in samenhang met de daarbij gevoegde publicatie uit de Koggenlander, kan dit niet anders worden verstaan dan dat appellant daarmee heeft beoogd beroep in te stellen tegen het besluit van 22 april 2004, waarbij het college heeft besloten dat over het raadsbesluit van 13 april 2004 tot vaststelling van de 1.11e wijziging van de model-bouwverordening een raadgevend correctief referendum, als bedoeld in de Tijdelijke referendumwet kan worden gehouden. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat ingevolge artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht tegen het besluit van de gemeenteraad van 13 april 2004 als zodanig geen beroep kan worden ingesteld. Ingevolge artikel 144, aanhef en onder a, van de Tijdelijke referendumwet is de Afdeling, rechtsprekende in eerste en enige aanleg, bij uitsluiting bevoegd van dit beroep kennis te nemen.
2.2.    Appellant heeft in het beroepschrift aangegeven dat het beroep namens de vereniging "IJsclub Wognum" wordt ingesteld. Hij heeft echter geen stukken overgelegd waaruit deze gestelde vertegenwoordiging blijkt. Bij aangetekend verzonden brief van 18 november 2004 is appellant tot en met 25 november 2004 in de gelegenheid gesteld deze stukken alsnog over te leggen. Van deze mogelijkheid heeft hij geen gebruik gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat het voor hem niet mogelijk was dit te doen.
2.3.    Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is voor de behandeling van het beroep beroepen griffierecht verschuldigd. Een beroep wordt ingevolge artikel 8:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gelezen in samenhang met artikel 145, aanhef en onder c, laatste volzin, van de Tijdelijke referendumwet niet-ontvankelijk verklaard, indien storting of bijschrijving van het recht niet heeft plaatsgevonden binnen de door de Voorzitter van de Afdeling gestelde termijn, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.3.1.    Appellant is bij aangetekend verzonden brief van 18 november 2004 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. Daarbij is hem meegedeeld dat hij tot en met 25 november 2004 in de gelegenheid wordt gesteld dit te op de rekening van de Raad van State te doen bijschrijven dan wel contant te betalen. Dat is niet gebeurd. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest, is niet gebleken.
2.4.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Meer    w.g. Van Loon
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2004
284.