ECLI:NL:RVS:2004:AR7941
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- W.S. van Helvoort
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor milieubeheer in de motorvoertuigeninrichtingen
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 december 2004 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door verzoekers, die een last onder dwangsom hadden ontvangen van de gemeente Maasdonk. Deze last was opgelegd op basis van artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat verzoekers zand en gebroken puin, dat eerder was gebruikt voor de verharding van hun bedrijfsterrein, opsloegen in strijd met de voorschriften van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer. De dwangsom was vastgesteld op € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 20.000,00.
Verzoekers betoogden dat het opgeslagen materiaal niet als afvalstof kon worden aangemerkt, maar als schone grond en categorie I-stof volgens het Bouwstoffenbesluit. De Voorzitter oordeelde echter dat, op basis van de beschikbare informatie, het zand en puin als afvalstof moesten worden beschouwd, omdat deze stoffen voor onbepaalde tijd in de inrichting werden opgeslagen zonder dat er concrete plannen waren voor hergebruik of verkoop.
De Voorzitter benadrukte het algemeen belang van handhaving en stelde dat het bestuursorgaan in de regel gebruik moet maken van zijn bevoegdheid tot handhaving, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. In dit geval waren er geen aanwijzingen dat de begunstigingstermijn van zes weken onredelijk kort was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.