ECLI:NL:RVS:2004:AR7968

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409164/1 en 200409164/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • S.W. Schortinghuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en legalisatie van illegaal geplaatste bouwwerken in agrarisch gebied

Op 16 december 2004 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende bestuursdwang die was aangezegd door het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen. Het college had op 24 september 2003 bestuursdwang aangezegd vanwege een illegaal geplaatste salonwagen en tuinhuisjes. De appellanten, die in hoger beroep gingen tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht, verzochten de Voorzitter om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 2 december 2004, waarbij de appellanten werden bijgestaan door hun advocaat, mr. H.P. Verheyen, en het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente.

De Raad van State oordeelde dat zowel de salonwagen als de tuinhuisjes als gebouwen moeten worden aangemerkt waarvoor een bouwvergunning vereist is. De rechtbank had terecht geoordeeld dat deze gebouwen niet zijn toegelaten op basis van de ter plaatse geldende bestemming 'Agrarische doeleinden'. Er was geen concreet zicht op legalisatie, aangezien voor de salonwagen geen bouwvergunning was aangevraagd en het college niet bereid was tot legalisatie van de tuinkasten. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van het aanvragen van de juiste vergunningen en de strikte handhaving van bestemmingsplannen, vooral in gebieden met een agrarische bestemming. De beslissing van de Raad van State is een bevestiging van de noodzaak voor eigenaren van onroerend goed om zich te houden aan de geldende wet- en regelgeving.

Uitspraak

200409164/1 en 200409164/2.
Datum uitspraak: 16 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 30 september 2004 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen (hierna: het college) voorzover hier van belang bestuursdwang aangezegd terzake van een illegaal geplaatste salonwagen en tuinhuisjes.
Bij besluit van 18 juni 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 september 2004, verzonden op 8 oktober 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 10 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 11 november 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 19 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 november 2004, hebben appellanten de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2004, waar [naam een der appellanten] in persoon, bijgestaan door mr. H.P. Verheyen, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door N.J.M. Röling en M.M. Eersel, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Zowel de salonwagen, die ten tijde van de beslissing op bezwaar al bijna een jaar ter plaatse aanwezig was, als de tuinhuisjes/tuinkasten, ten aanzien waarvan ter zitting is gebleken dat in één ervan een toiletvoorziening aanwezig is, moeten, gelet op de afmetingen en de functie ter plaatse als gebouwen, waarvoor een bouwvergunning is vereist, worden aangemerkt. De rechtbank heeft met het college terecht geoordeeld, dat gebouwen als deze ingevolge de ter plaatse geldende bestemming "Agrarische doeleinden" niet zijn toegelaten. Van een concreet zicht op legalisatie is geen sprake. Voor de salonwagen is geen verzoek om bouwvergunning ingediend. Voor de tuinkasten wel. Het college is niet tot legalisatie bereid. Het enkele feit dat na verlening van een vrijstelling op grond van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening juncto artikel 20 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985 legalisatie mogelijk zou kunnen zijn, betekent overigens ook nog niet dat van een concreet zicht op legalisatie kan worden gesproken.
2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de voorzieningenrechter komt voor bevestiging in aanmerking.
2.3.    Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Schortinghuis
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2004
66.