ECLI:NL:RVS:2004:AR7991

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401610/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in handhavingsverzoek betreffende gebruik wasstraat

In deze zaak heeft appellant op 5 december 2003 bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder, de gemeente Reusel-De Mierden, van 30 oktober 2003. Deze brief werd door appellant gezien als een beslissing op zijn verzoek van 6 oktober 2003 om handhavingsmaatregelen te treffen tegen het gebruik van een wasstraat op een specifiek perceel. Appellant stelde dat de brief van verweerder niet als een besluit kon worden beschouwd en maakte bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op zijn handhavingsverzoek.

Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft appellant op 19 februari 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. Verweerder diende op 7 september 2004 een verweerschrift in. De zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer, die de zaak op 19 november 2004 ter zitting behandelde. Appellant was vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door J.A. Schilders, ambtenaar van de gemeente.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft, na beoordeling van de stukken en het verhandelde ter zitting, geconcludeerd dat het verzoek van appellant betrekking heeft op activiteiten die onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening vallen. Aangezien het besluit dat het bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek ongegrond verklaart, onder de rechtsgang van de rechtbank 's-Hertogenbosch valt, verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Het beroepschrift werd met toepassing van de Algemene wet bestuursrecht doorgestuurd naar de bevoegde rechtbank.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, uitgesproken in naam der Koningin, was dat zij zich onbevoegd verklaarde van het beroep kennis te nemen. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200401610/1.
Datum uitspraak: 22 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij brief van 5 december 2003 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder van 30 oktober 2003, voorzover dit schrijven als een beslissing moet worden beschouwd op zijn verzoek van 6 oktober 2003, waarbij hij verweerder heeft verzocht handhavingsmaatregelen te treffen ten aanzien van het gebruik door derden van een wasstraat op het perceel [locatie] te [plaats]. Voorzover de brief van verweerder niet kan worden beschouwd als een besluit, heeft appellant bij voornoemde brief van 5 december 2003 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn handhavingsverzoek.
Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft appellant bij brief van 18 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 september 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door J.A. Schilders, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de Afdeling van oordeel dat het door appellant bij brief van 6 oktober 2003 gedane verzoek om handhaving betrekking heeft op activiteiten waarop de Wet op de Ruimtelijke Ordening ziet. Tegen het besluit, waarbij het bezwaar gericht tegen de afwijzing van een dergelijk verzoek ongegrond wordt verklaard, staat ingevolge artikel 7:1 in samenhang met de artikelen 8:1 en 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht beroep open bij de rechtbank
’s-Hertogenbosch. Gelet op artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht is deze rechtbank ook de bevoegde rechter ten aanzien van een beroep gericht tegen het uitblijven van een beslissing op een dergelijk bezwaarschrift.
2.2.    Gelet op het voorgaande is de Afdeling onbevoegd kennis te nemen van het beroep. Het beroepschrift zal met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden doorgezonden naar de rechtbank ‘s-Hertogenbosch.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. De Vink
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2004
154-443.