ECLI:NL:RVS:2004:AR7991
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Boll
- P.A. de Vink
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in handhavingsverzoek betreffende gebruik wasstraat
In deze zaak heeft appellant op 5 december 2003 bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder, de gemeente Reusel-De Mierden, van 30 oktober 2003. Deze brief werd door appellant gezien als een beslissing op zijn verzoek van 6 oktober 2003 om handhavingsmaatregelen te treffen tegen het gebruik van een wasstraat op een specifiek perceel. Appellant stelde dat de brief van verweerder niet als een besluit kon worden beschouwd en maakte bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op zijn handhavingsverzoek.
Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft appellant op 19 februari 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. Verweerder diende op 7 september 2004 een verweerschrift in. De zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer, die de zaak op 19 november 2004 ter zitting behandelde. Appellant was vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door J.A. Schilders, ambtenaar van de gemeente.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft, na beoordeling van de stukken en het verhandelde ter zitting, geconcludeerd dat het verzoek van appellant betrekking heeft op activiteiten die onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening vallen. Aangezien het besluit dat het bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek ongegrond verklaart, onder de rechtsgang van de rechtbank 's-Hertogenbosch valt, verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Het beroepschrift werd met toepassing van de Algemene wet bestuursrecht doorgestuurd naar de bevoegde rechtbank.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, uitgesproken in naam der Koningin, was dat zij zich onbevoegd verklaarde van het beroep kennis te nemen. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.