ECLI:NL:RVS:2004:AR8340

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407665/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in geschil over vergunning voor dierenpension en trimsalon in gemeente Brummen

In deze zaak heeft de Raad van State op 22 december 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een vergunning die op 27 juli 2004 door het college van burgemeester en wethouders van Brummen is verleend. De vergunning betreft het veranderen van een dierenpension en trimsalon op een perceel in de gemeente Brummen. De vergunninghoudster heeft toestemming gekregen om de inrichting te wijzigen, maar de verzoekers, die zich zorgen maken over geluidshinder, hebben hiertegen beroep ingesteld. Zij hebben betoogd dat het akoestisch onderzoek dat aan de vergunningaanvraag was gehecht ondeugdelijk is. De verzoekers hebben op 14 en 15 september 2004 bij de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening, die op 9 december 2004 ter zitting is behandeld.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekers hebben hun bezorgdheid over geluidshinder geuit en betoogd dat de geluidgrenswaarden die in de vergunning zijn gesteld, mogelijk niet nageleefd kunnen worden. De Voorzitter heeft vastgesteld dat het akoestisch onderzoek niet voldoende inzicht biedt in de gevolgen van de vergunde veranderingen op de geluidshinder. Gezien de onduidelijkheid over de naleving van de geluidgrenswaarden heeft de Voorzitter besloten om de vergunning bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Tevens is het college van burgemeester en wethouders van Brummen veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, en is gelast dat de gemeente het griffierecht vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 december 2004.

Uitspraak

200407665/2.
Datum uitspraak: 22 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.    [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [verzoekster sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Brummen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 juli 2004 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghoudster] een vergunning verleend voor het veranderen van een dierenpension en trimsalon op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Brummen, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 5 augustus 2004 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoeker sub 1 bij brief van 14 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 september 2004, en verzoekster sub 2 bij brief van 15 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag per fax, beroep ingesteld.
Bij brief van 14 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 september 2004, heeft verzoeker sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 15 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag per fax, heeft verzoekster sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 9 december 2004, waar verzoeker sub 1 in persoon en bijgestaan door mr. F.B.M. van Aanhold, advocaat te Zutphen, verzoekster sub 2 in persoon en bijgestaan door ing. M.H. Middelkamp, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door W.A. de Bruin, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster daar als partij gehoord, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekers zijn beducht voor geluidhinder. In dit verband hebben zij betoogd dat het bij de aanvraag gevoegde akoestisch onderzoek van adviesburo Van der Boom van 6 februari 2004 (hierna: het akoestisch onderzoek) ondeugdelijk is.
2.3.    Ingevolge voorschrift 1 geldt voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het piekniveau (LAmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichtte werkzaamheden en activiteiten, dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau niet meer bedraagt dan 40, 35 en 30 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode en het piekniveau niet meer bedraagt dan 65, 50 en 45 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
2.4.    Ten opzichte van de voor de inrichting vigerende vergunning voorziet de bij het bestreden besluit verleende veranderingsvergunning in een vergroting van de huisvesting en het uitlaatterrein voor de honden. Uit het akoestisch onderzoek blijkt echter niet wat het effect is van genoemde veranderingen op de van de inrichting te duchten geluidhinder. Verder heeft verweerder ter zitting gesteld dat het bronvermogen is bepaald voor 4 honden en dat dit bronvermogen moet worden gecorrigeerd met 7 dB(A), indien, zoals aangevraagd, 60 honden tegelijkertijd worden uitgelaten. In het akoestisch onderzoek is echter, blijkens tabel II daarvan, het bronvermogen bepaald voor een groep van circa 20 honden, zodat niet kan worden uitgesloten dat het akoestisch onderzoek in zoverre berust op een onjuiste aanname.
Gezien het vorenstaande staat naar het oordeel van de Voorzitter onvoldoende vast dat de in voorschrift 1 gestelde geluidgrenswaarden kunnen worden nageleefd.
2.5.    Gelet hierop ziet de Voorzitter, bij afweging van de betrokken belangen, aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen. De overige gronden behoeven geen bespreking.
2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van verzoekers te worden veroordeeld. Vergoeding van de door verzoekers opgevoerde kosten voor deskundigenrapporten zal aan de orde komen in de bodemprocedure.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Brummen van 27 juli 2004;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Brummen in de door verzoeker sub 1 in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 694,58, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en in de door verzoekster sub 2 in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 694,58, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; de bedragen dienen door de gemeente Brummen te worden betaald aan verzoeker sub 1 respectievelijk verzoekster sub 2;
III.    gelast dat de gemeente Brummen aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht (€ 136,00 voor verzoeker sub 1 en € 136,00 voor verzoekster sub 2) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Plambeck
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2004
159-399.