ECLI:NL:RVS:2004:AR8342

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409235/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake overbrenging van afvalstoffen naar Duitsland

In deze zaak heeft de Raad van State op 22 december 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van bestuursrecht. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dat bezwaar maakte tegen haar voornemen om 5.000.000 kg gemengde restfractie van bouw- en sloopafval, grof huishoudelijk afval en bedrijfsafval naar Duitsland te vervoeren. Dit voornemen was gebaseerd op de procedure van algemene kennisgeving volgens de Verordening 259/93/EEG. De staatssecretaris had op 4 juni 2004 bezwaar gemaakt tegen dit voornemen, en op 5 oktober 2004 werd het bezwaar ongegrond verklaard. Verzoekster heeft vervolgens op 12 november 2004 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de Raad van State, welke op 9 december 2004 ter zitting werd behandeld.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris tijdig bezwaar had gemaakt tegen de beoogde overbrenging van afvalstoffen. Echter, de Voorzitter concludeerde dat, zelfs als de voorlopige voorziening zou worden getroffen, de overbrenging niet kon plaatsvinden vanwege bezwaar van de Duitse autoriteiten. Hierdoor was er volgens de Voorzitter geen spoedeisend belang bij het verzoek om voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek dan ook afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 december 2004.

Uitspraak

200409235/2.
Datum uitspraak: 22 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2004, kenmerk NL109915, heeft verweerder bezwaar gemaakt tegen het voornemen van verzoekster om, met gebruikmaking van de procedure van algemene kennisgeving als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993, betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, 5.000.000 kg gemengde restfractie van de sortering van bouw- en sloopafval, grof huishoudelijk afval en bedrijfsafval naar Duitsland uit te voeren.
Bij besluit van 5 oktober 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 12 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 12 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 december 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. C.J. Schipperus, advocaat te Nijmegen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. R. Ahraoui en drs. S.A.N. Geerling, ambtenaren van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Blijkens de stukken heeft verweerder binnen 30 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging van de Duitse autoriteiten en derhalve tijdig bezwaar gemaakt tegen de door verzoekster beoogde overbrenging van afvalstoffen naar Duistland. Gebleken is echter dat deze overbrenging – zelfs indien de Voorzitter de voorlopige voorzieningen zou treffen waarom verzoekster heeft verzocht – geen doorgang kan vinden, aangezien zij op bezwaar is gestuit van de Duitse autoriteiten. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gemoeid.
2.3.    Gelet hierop wijst de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Plambeck
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2004
159-399.