ECLI:NL:RVS:2004:AR8355

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408563/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor machinefabriek en proefkeuken in Gemert-Bakel

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 december 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een inwoner van Gemert-Bakel tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel, waarbij op 14 september 2004 een revisievergunning was verleend aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "CFS Bakel B.V." voor een machinefabriek en proefkeuken. De vergunning was verleend op basis van de Wet milieubeheer en betrof de percelen Beekakker 11 en 1A, kadastraal bekend gemeente Gemert-Bakel.

De verzoeker stelde dat de in de vergunning opgenomen geluidgrenswaarden onvoldoende waren om onaanvaardbare geluidhinder te voorkomen. De Voorzitter heeft de zaak op 9 december 2004 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de vertegenwoordigers van de gemeente en de vergunninghoudster aanwezig waren. De Voorzitter heeft overwogen dat de vergunning slechts kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu en dat de gemeente een zekere beoordelingsvrijheid toekomt bij het verlenen van vergunningen.

De Voorzitter concludeerde dat de vergunning niet zorgvuldig was voorbereid en dat de motivering niet toereikend was. De gemeente had niet voldoende aangetoond dat de geluidgrenswaarden adequaat waren en had de aard van de woonomgeving niet eenduidig vastgesteld. Daarom heeft de Voorzitter besloten om de vergunning te schorsen en de gemeente te veroordelen in de proceskosten van de verzoeker, alsook het griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van milieuvergunningen en de bescherming van omwonenden tegen geluidshinder.

Uitspraak

200408563/2.
Datum uitspraak: 23 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2004, kenmerk WM/1700, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "CFS Bakel B.V." een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een machinefabriek voor de voedselindustrie en een proefkeuken op de percelen Beekakker 11 en 1A, kadastraal bekend gemeente Gemert-Bakel, sectie N, nummers 1483, 1484, 1485, 1656, 2130 en 2145. Dit besluit is op 20 september 2004 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 19 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 20 oktober 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 19 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 20 oktober 2004, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 december 2004, waar verzoeker in persoon en bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door E. Kramer en T. Tijssen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster daar als partij gehoord, vertegenwoordigd door D. Thijssens, R. van Hooij en B. Beekmans, gemachtigden.
2.    Overwegingen
2.1.        Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.        Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden aan een vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voorzover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
Hieruit volgt dat de vergunning moet worden geweigerd, indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.
Bij de toepassing van de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11 van de Wet milieubeheer komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten.
Ingevolge artikel 8.4, derde lid, van de Wet milieubeheer kan het bevoegd gezag bij de verlening van een revisievergunning de rechten die de vergunninghouder aan de eerder verleende vergunningen ontleende, niet wijzigen anders dan mogelijk zou zijn met toepassing van afdeling 8.1.2 van de wet.
2.3.        Verzoeker heeft betoogd dat de in voorschrift 5.1.1 gestelde equivalente geluidgrenswaarden niet toereikend zijn om onaanvaardbare geluidhinder te voorkomen.
2.3.1.    Verweerder heeft bij de beoordeling van de van de inrichting te duchten geluidhinder de "Handreiking industrielawaai en vergunningverlening" van oktober 1998 (hierna: de Handreiking) tot uitgangspunt genomen. In de Handreiking is bepaald dat zolang er nog geen gemeentelijke nota industrielawaai is vastgesteld – hetgeen het geval is in de gemeente Gemert-Bakel – bij het opstellen van de geluidvoorschriften gebruik moet worden gemaakt van de systematiek van richt- en grenswaarden zoals die in Hoofdstuk 4 van de Handreiking zijn opgenomen. De in dit hoofdstuk vermelde richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zijn gerelateerd aan de aard van de woonomgeving en worden als uitgangspunt gehanteerd bij het stellen van geluidgrenswaarden. Overschrijding van deze richtwaarden is mogelijk tot het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Overschrijding van het referentieniveau tot een maximum etmaalwaarde van 55 dB(A) kan in sommige gevallen toelaatbaar worden geacht op grond van een bestuurlijk afwegingsproces waarbij de geluidbestrijdingskosten een belangrijke rol dienen te spelen.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de in voorschrift 5.1.1 gestelde equivalente geluidgrenswaarden toereikend zijn, nu deze een verscherping inhouden ten opzichte van de voor de inrichting vigerende equivalente geluidgrenswaarden en nieuwe geluidreducerende maatregelen redelijkerwijs niet kunnen worden gevergd.
2.3.2.    Ingevolge voorschrift 5.1.1 mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten in de representatieve bedrijfssituatie op de volgende immissiepunten niet meer bedragen dan:
Puntnr.  Omschrijving    Dagperiode-------Avondperiode-------Nachtperiode
----------------------------07.00-19.00 uur---19.00-23.00 uur---23.00-0.700 uur
1, 12    De Helling 27----------49--------------------35-----------------------37
2, 13    De Helling 27----------49--------------------36-----------------------37
3, 14    Koolkamp 10, 12-----40--------------------41-----------------------39
4, 15    Koolkamp 10, 12-----40--------------------42------------------------40
5, 16    Koolkamp 22, 24-----38--------------------40------------------------38
6, 17    Groeneveld 37 39----36---------------------37------------------------36
7, 18    Overschot 9, 11------40---------------------41-------------------------39
8, 19    Overschot 5, 7--------42---------------------42-------------------------40
9, 20    Overschot 5, 7--------41---------------------42------------------------40
10, 21    Auerschoot- ---------43---------------------36-------------------------38
seweg 21
11, 22    Auerschoot- ----------36--------------------36--------------------------37
seweg 21
23    Verg. controlepunt 1-----40--------------------38--------------------------37
24    Verg. controlepunt 2-----53--------------------36--------------------------37
2.3.3.    Niet in geschil is dat de bij het bestreden besluit verleende vergunning voorziet in een verruiming van de werktijden ten opzichte van de voor de inrichting vigerende vergunningen. Deze verruiming kan niet worden gerechtvaardigd met een beroep op bestaande rechten, aangezien bestaande rechten betrekking hebben op eerder vergunde activiteiten en niet op de milieubelasting daarvan. Verder heeft verweerder de aard van de woonomgeving niet eenduidig getypeerd of het referentieniveau van het omgevingsgeluid vastgesteld. Aldus heeft verweerder niet aan de hand van de in hoofdstuk 4 van de Handreiking opgenomen systematiek van richt- en grenswaarden beoordeeld of de in voorschrift 5.1.1 gestelde equivalente geluidgrenswaarden toereikend zijn om onaanvaardbare geluidhinder te voorkomen dan wel voldoende te beperken.
Gezien het vorenstaande kan de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende voorbereiding niet zorgvuldig en de daarin neergelegde motivering niet toereikend worden geacht. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel van 14 september 2004, kenmerk WM/1700;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel in de door verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 696,58, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Gemert-Bakel te worden betaald aan verzoeker;
III.    gelast dat de gemeente Gemert-Bakel aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 136,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Plambeck
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2004
159-399.