ECLI:NL:RVS:2004:AR8369

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404748/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Dolman
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan 'Winkelsteeg I-O' door gemeenteraad Nijmegen

Op 15 oktober 2003 heeft de gemeenteraad van Nijmegen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan 'Winkelsteeg I-O' vastgesteld. Dit besluit werd op 6 april 2004 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Tegen deze goedkeuring hebben appellanten, bewoners van de omgeving, op 9 juni 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld op 6 december 2004, waarbij de appellanten en de gemeenteraad van Nijmegen vertegenwoordigd waren.

De kern van het geschil betreft de goedkeuring van het bestemmingsplan, dat een ruime woonbestemming voor het pand aan de [locatie] mogelijk maakt, inclusief kamerbewoning. Appellanten vrezen dat de goedkeuring van het plan zal leiden tot een aantasting van het rustige karakter van de buurt en hun privacy, alsook tot een waardevermindering van hun woningen. Ze stellen dat het nieuwe plan onvoldoende rekening houdt met parkeerbehoeften en dat het vorige bestemmingsplan meer bescherming bood.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling stelt dat de gemeenteraad de vrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen en dat aan een eerder bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De Afdeling concludeert dat de bezwaren van appellanten niet opwegen tegen de goedkeuring van het plan, en dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het plan voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 29 december 2004.

Uitspraak

200404748/1.
Datum uitspraak: 29 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
en
Het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2003 heeft de gemeenteraad van Nijmegen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 september 2003, het bestemmingsplan "Winkelsteeg I-O" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 6 april 2004, kenmerk RE2003.98414, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 7 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 9 juni 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 12 augustus 2004 heeft verweerder meegedeeld dat het beroepschrift hem geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2004, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, zijn verschenen. Voorts is gehoord de gemeenteraad van Nijmegen, vertegenwoordigd door ing. V.G. van Pesch, ambtenaar van de gemeente.
2.1.    Overwegingen
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.3.    Het plan voorziet in een ruime woonbestemming van het pand aan de [locatie] en maakt daarmee onder meer kamerbewoning mogelijk.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit het plan goedgekeurd.
2.4.    Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij vrezen aantasting van het rustige karakter van de buurt en hun privacy omdat het plan een verruiming van de kamerverhuurmogelijkheden van het pand met zich brengt. Daarbij stellen zij dat zij als omwonenden minder gebaat zijn met dit plan dan met het vorige bestemmingsplan omdat de daarin opgenomen beperkingen voor bedrijfsvoering in het pand [locatie] en de in acht te nemen 10 meter brede onbebouwde en onoverdekte strook grond, behoud van het rustige karakter van de buurt mede mogelijk maakten. Verder voeren appellanten aan dat in het plan onvoldoende parkeerplaatsen zijn opgenomen. Tenslotte vrezen zij dat verwezenlijking van het plan zal leiden tot waardevermindering van de omliggende woningen.
2.4.1.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening en heeft het plan goedgekeurd. Hij stelt zich op het standpunt dat aan het vorige bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. Verder stelt verweerder dat voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn. Tenslotte wijst verweerder met de gemeenteraad op de mogelijkheid ten aanzien van de mogelijke waardevermindering van de omliggende huizen een beroep te doen op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2.4.2.    Blijkens de stukken zal het pand aan de [locatie] na verwezenlijking van het plan bestaan uit een hoofdverblijf en drie kamerverhuureenheden.
Op het perceel is ruimte voor vier parkeerplaatsen en daarnaast kunnen aan dit perceel twee plaatsen op de openbare weg worden toegerekend.
Gelet hierop heeft verweerder zich in het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij verwezenlijking van het plan kan worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen.
2.4.3.    Over de ten opzichte van het vorige bestemmingsplan gestelde schade aan de belangen van omwonenden, waaronder aantasting van het rustige karakter van de omgeving en het verlies van privacy, overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De gemeenteraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een uitzondering had moeten worden gemaakt op dit uitgangspunt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het plan slechts een beperkte verruiming van het kamerverhuurmogelijkheden ten opzichte van het vorige plan met zich brengt. Bovendien is ter zitting gebleken dat ook het vorige plan een deel van het terras mogelijk maakte, als gevolg waarvan de door appellanten gestelde geluidoverlast en inkijk in de omliggende tuinen en woningen plaats zou vinden. Overigens kan de uitbreiding van het terras in strijd met het plan in het kader van deze procedure niet aan de orde komen.
2.4.4.    Tenslotte bestaat, mede gelet op de geringe omvang van het plangebied, geen grond voor het oordeel dat de eventuele nadelige invloed ten gevolge van verwezenlijking van het plan op de waarde van de omliggende woningen zo groot zal zijn dat verweerder om die reden goedkeuring aan het plan had dienen te onthouden.
2.4.5.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Broekman
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004
12-447.