ECLI:NL:RVS:2004:AR8386

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200402307/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Dolman
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Nijmegen Oost 5 en goedkeuring door de gemeenteraad

Op 9 juli 2003 heeft de gemeenteraad van Nijmegen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan "Nijmegen Oost 5" vastgesteld. Dit besluit werd op 13 januari 2004 goedgekeurd door de gedeputeerde staten van Gelderland. Appellanten hebben op 18 maart 2004 beroep ingesteld tegen deze goedkeuring, omdat zij van mening zijn dat het plan in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De zaak werd behandeld op 6 december 2004, waarbij appellanten vertegenwoordigd waren door mr. P.J.G. Poels en verweerder door mr. E.T. de Jong. De gemeenteraad van Nijmegen was ook aanwezig, vertegenwoordigd door drs. M.J. Doove.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het geschil draait om de goedkeuring van het bestemmingsplan. De appellanten stellen dat de goedkeuring leidt tot een verslechtering van de al bestaande situatie met betrekking tot groen- en speelvoorzieningen in de buurt. Daarnaast vrezen zij dat de bouw van een kantoor- en/of praktijkruimte in de rustige Frans Halsstraat niet passend is en dat dit zal leiden tot een toename van parkeer- en verkeersdruk.

De gemeenteraad verdedigt het plan door te stellen dat het goed past in de omgeving en dat er geen extra parkeerdruk zal ontstaan. De Afdeling heeft echter geconcludeerd dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd is. De Afdeling heeft vastgesteld dat de afstand tot de dichtstbijzijnde speel- en groenvoorzieningen meer dan één kilometer bedraagt en dat het plan de speelgelegenheid ter plaatse zal doen verdwijnen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het besluit van de gedeputeerde staten van Gelderland vernietigd moet worden wegens strijd met de motiveringsplicht.

Uitspraak

200402307/1.
Datum uitspraak: 29 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2003 heeft de gemeenteraad van Nijmegen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan "Nijmegen Oost 5" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 januari 2004, kenmerk RE2003.74926, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 14 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 juni 2004 heeft verweerder meegedeeld dat het beroepschrift hem geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2004, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, zijn verschenen. Voorts is gehoord de gemeenteraad van Nijmegen, vertegenwoordigd door drs. M.J. Doove, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2.    Het plan voorziet in de bouw van een pand voor een kantoor en/of praktijkruimte op de begane grond en daarboven twee woonlagen aan de Frans Halsstraat tussen nummer [A] en [B] in Nijmegen. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het plan goedgekeurd.
2.3.    Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij menen dat hierdoor het reeds bestaande tekort aan groen- en speelvoorzieningen in de buurt nog groter zal worden. Daarnaast voeren appellanten aan dat in de rustige Frans Halsstraat geen bedrijfsactiviteiten passen en dat de parkeer- en verkeersdruk zullen toenemen.
2.4.    De gemeenteraad stelt dat het in het plan voorziene pand voor kantoor- en/of praktijkruimte en wonen goed in de Frans Halsstraat past. Hij meent dat de bouw van het pand geen extra parkeer- en verkeersdruk met zich zal brengen. Verder is de gemeenteraad van mening dat het plangebied ongeschikt is voor groen- en speelvoorzieningen.
2.5.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening en heeft het plan goedgekeurd. Hij is van mening dat de weerlegging van de zienswijze door de gemeenteraad plausibel is. De verschillen in grootte tussen de bestaande woningbouw en meergenoemd pand in het binnenstedelijke woonmilieu zijn niet onredelijk, aldus verweerder. Voorts is hij met de gemeenteraad van mening dat het plangebied niet geschikt is voor een speelplaats.
2.6.    Het bestreden perceel ligt tussen de woningen op nummer [A] en [B] in de Frans Halsstraat, die verder een hoge bebouwingsgraad kent.
Het plan maakt op het desbetreffende perceel binnen de daarbij aangegeven bebouwingszone een goothoogte van maximaal 9 meter en een nokhoogte van maximaal 11 meter mogelijk. Blijkens de stukken geldt voor de bebouwing op de naastgelegen percelen een maximaal toegestane goothoogte van 7 respectievelijk 8 meter en nokhoogte van 9 respectievelijk 10 meter.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat het in het plan voorziene pand met een kantoor- en/of praktijkruimte op de begane grond en daarboven twee woonlagen goed in de naaste omgeving van het plangebied past.
2.7.    Verder heeft verweerder ter zitting gesteld dat de voor de bedrijfsruimte benodigde oppervlakte ter plaatse 150 m² bedraagt en dat gelet op de uitgangspunten in de plantoelichting voor het aantal benodigde parkeerplaatsen, het plan een behoefte aan vijf parkeerplaatsen met zich brengt. Uit het bestreden besluit noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat op het perceel waarop het pand is voorzien en in de Frans Halsstraat voldoende ruimte bestaat voor de met het plan gemoeide extra behoefte aan parkeergelegenheid.
2.8.    Wat betreft de speel- en groenvoorzieningen overweegt de Afdeling dat met de verwezenlijking van het plan de speelgelegenheid ter plaatse zal verdwijnen. Appellanten hebben ter zitting onweersproken gesteld dat de afstand tot de meest nabij gelegen speel- en groenvoorziening groter dan één kilometer is en dat om deze voorzieningen te bereiken een drukke weg moet worden overgestoken. Voorts is in verband met het al dan niet geschikt zijn van het bestreden perceel als speelplaats niet gebleken dat het feitelijk gebruik hiervan tot klachten heeft geleid.
Verweerder heeft in het bestreden besluit aan het voorgaande geen aandacht besteed. Het had op de weg van verweerder gelegen hierop nader in te gaan, te meer daar uit het bestreden besluit blijkt dat elke mogelijkheid moet worden aangegrepen het tekort aan speel- en groenvoorzieningen onder meer in de omgeving van het plangebied op te heffen.
2.9.    Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.
2.10.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 13 januari 2004, kenmerk RE2003.74926;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Gelderland te worden betaald aan appellanten;
IV.    gelast dat de provincie Gelderland aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 136,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Broekman
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004
12-447.