ECLI:NL:RVS:2004:AR8394

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405256/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • P. van Dijk
  • R. Cleton
  • Th.G. Drupsteen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake de gemeente Heiloo en de Heilooër Monumentencommissie

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 december 2004 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 19 mei 2004. In de eerdere uitspraak werd het hoger beroep van de appellant tegen een beslissing van de rechtbank Alkmaar gegrond verklaard, waarbij de beslissing op bezwaar van de raad van de gemeente Heiloo werd vernietigd. De appellant had in juni 2004 verzocht om herziening van deze uitspraak, met het argument dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren ten tijde van de eerdere uitspraak.

De Afdeling heeft in haar overwegingen uiteengezet dat herziening op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht alleen mogelijk is als de feiten of omstandigheden vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De Afdeling concludeerde dat de argumenten van de verzoeker niet voldeden aan deze vereisten, aangezien de samenstelling van de Heilooër Monumentencommissie (HMC) en de betrokken deskundigen al vóór de eerdere uitspraak bekend waren.

Daarom werd het verzoek tot herziening als kennelijk ongegrond afgewezen. De Afdeling heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling de beslissing hebben vastgesteld, en het werd openbaar uitgesproken op 29 december 2004.

Uitspraak

200405256/1.
Datum uitspraak: 29 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) op het verzoek van
het college van burgemeester en wethouders van Heiloo,
verzoeker,
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 19 mei 2004, in zaak no. 200305803/1.
1.    Procesverloop
Bij uitspraak van 19 mei 2004, in zaak no.
200305803/1, heeft de Afdeling het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 23 juli 2003 in het geding tussen [appellant] en de raad van de gemeente Heiloo (hierna: de raad) gegrond verklaard, deze uitspraak vernietigd, het door [appellant] bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van de raad van 3 september 2001 vernietigd. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 23 juni 2004 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2.    In de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, heeft de Afdeling overwogen dat de Heilooër Monumentencommissie (hierna: de HMC), zoals die was samengesteld ten tijde van het advies over de plaatsing van het pand op de gemeentelijke monumentenlijst, geen leden telde met een specifieke kennis op het terrein van de bouwkunde, zodat de deskundigheid van de HMC niet was verzekerd en de beslissing op bezwaar is genomen in strijd met artikel 3:9 van de Awb.
2.3.    In het verzoek om herziening stelt verzoeker dat tijdens de selectie en voordracht door de HMC aan verzoeker in 1988 [mevrouw]  als architectuurhistorica zitting had in de HMC en dat zij vanaf 1 september 1999, hoewel geen lid, wel als secretaris van de HMC in dienst van de gemeente Heiloo heeft geadviseerd. Verder maakten ten tijde van de definitieve plaatsing [mevrouw] als archeologe en de [heer] als historisch-geograaf, die veel ervaring heeft met monumenten, monumentenvergunningen en monumentencommissies in de provincie, deel uit van de HMC.
2.4.    Uit hetgeen in het verzoek om herziening is betoogd, volgt niet dat sprake is van feiten en omstandigheden die bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Immers, hetgeen door verzoeker is aangevoerd omtrent de samenstelling van de HMC, was reeds vóór de uitspraak bekend, zodat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.
2.5.    Het verzoek voldoet niet aan het vereiste, gesteld in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb en dient daarom als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. R. Cleton en mr. Th.G. Drupsteen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk    w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004
47-420.