200405260/1.
Datum uitspraak: 29 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) op het verzoek van
het college van burgemeester en wethouders van Heiloo,
verzoeker,
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 19 mei 2004, in zaak no. 200305815/1.
Bij uitspraak van 19 mei 2004, in zaak no.
200305815/1, heeft de Afdeling het hoger beroep van [appellanten] tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 23 juli 2003 in het geding tussen [appellanten]. en de raad van de gemeente Heiloo (hierna: de raad) gegrond verklaard, deze uitspraak vernietigd, het door [appellanten]. bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van de raad van 3 september 2001 vernietigd. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 23 juni 2004 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, heeft de Afdeling overwogen dat de Heilooër Monumentencommissie (hierna: de HMC), zoals die was samengesteld ten tijde van het advies over de plaatsing van het pand op de gemeentelijke monumentenlijst, geen leden telde met een specifieke kennis op het terrein van de bouwkunde, zodat de deskundigheid van de HMC niet was verzekerd en de beslissing op bezwaar is genomen in strijd met artikel 3:9 van de Awb.
2.3. In het verzoek om herziening stelt verzoeker dat tijdens de selectie en voordracht door de HMC aan verzoeker in 1988 [mevrouw] als architectuurhistorica zitting had in de HMC en dat zij vanaf 1 september 1999, hoewel geen lid, wel als secretaris van de HMC in dienst van de gemeente Heiloo heeft geadviseerd. Verder maakten ten tijde van de definitieve plaatsing [mevrouw] als archeologe en de [heer] als historisch-geograaf, die veel ervaring heeft met monumenten monumentenvergunningen en monumentencommissies in de provincie, deel uit van de HMC.
2.4. Uit hetgeen in het verzoek om herziening is betoogd, volgt niet dat sprake is van feiten en omstandigheden die bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Immers, hetgeen door verzoeker is aangevoerd omtrent de samenstelling van de HMC, was reeds vóór de uitspraak bekend, zodat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.
2.5. Het verzoek voldoet niet aan het vereiste, gesteld in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb en dient daarom als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. R. Cleton en mr. Th.G. Drupsteen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004