ECLI:NL:RVS:2004:AR8725

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409462/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • S.T. Heijstek-van Leussen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voorschriften in revisievergunning voor machinale houtbewerking

In deze zaak heeft de Raad van State op 29 december 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een geschil tussen de gemeente Laren en een verzoeker betreffende de wijziging van voorschriften in een revisievergunning voor een bedrijf dat machinale houtbewerking uitvoert. De wijziging van de voorschriften was het gevolg van een eerder besluit van de Afdeling van 9 juni 2004. De verzoeker heeft op 19 november 2004 beroep ingesteld tegen het besluit van 5 oktober 2004, waarin de gemeente de voorschriften heeft aangepast. Tevens heeft de verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening, die op 21 december 2004 ter zitting is behandeld.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel over de voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. De gewijzigde voorschriften hebben betrekking op geluid, afvalstoffen en verfspuitwerkzaamheden. De verzoeker betwist de naleefbaarheid van de geluidvoorschriften en stelt dat deze niet kunnen worden opgelegd. De gemeente heeft aangegeven niet handhavend op te treden totdat er een beslissing is genomen op het beroep van de verzoeker.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter geoordeeld dat er onvoldoende spoedeisend belang is om het verzoek om een voorlopige voorziening in te willigen. Het verzoek is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 december 2004.

Uitspraak

200409462/2.
Datum uitspraak: 29 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Laren,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2004 heeft verweerder naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 9 juni 2004 inzake no.
200302143/1een aantal voorschriften, verbonden aan de bij besluit van 11 maart 2003 krachtens de Wet milieubeheer verleende revisievergunning voor een bedrijf voor machinale houtbewerking gelegen op het perceel [locatie] te [plaats] (Noord-Holland), gewijzigd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 19 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 november 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 19 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 december 2004, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, en [gemachtigde], is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder meer de voorschriften 3.1.1, 3.1.2, 3.1.3, 3.1.8, 3.1.9, 4.1.4 en 10.8 gewijzigd. Deze voorschriften hebben betrekking op geluid, afvalstoffen en verfspuitwerkzaamheden.
2.3.    Verzoeker is van mening dat verweerder met name de geluidvoorschriften 3.1.2 en 3.1.3 niet heeft kunnen stellen, omdat de voorschriften naar zijn mening niet naleefbaar zijn.
2.3.1.    Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Verweerder heeft bij brief van 15 december 2004, kenmerk B-ROM 5754, aan de Afdeling te kennen gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen en evenmin handhavend te zullen optreden ten aanzien van de bij besluit van 5 oktober 2004 gestelde voorschriften alvorens door de Afdeling op het beroep van verzoeker is beslist.
De Voorzitter is daarom van oordeel dat onvoldoende spoedeisend belang aanwezig is om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening voor inwilliging in aanmerking te laten komen.
2.4.    De Voorzitter zal het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afwijzen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.T. Heijstek-van Leussen, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt    w.g. Heijstek-van Leussen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004
353.