ECLI:NL:RVS:2004:AR8726

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409072/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • W.M.P. van Gemert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving geluidvoorschriften horeca-inrichting

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 december 2004 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een pand boven een horeca-inrichting, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Milieudienst West-Holland, dat op 28 oktober 2004 afwijzend had beslist op zijn verzoek om handhaving van geluidvoorschriften. Verzoeker stelde dat de horeca-inrichting veel geluidoverlast veroorzaakte, waardoor de bovenwoning niet verhuurd of verkocht kon worden. Tijdens de zitting op 16 december 2004 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoeker en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De Voorzitter overwoog dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien verweerder had aangegeven dat er in januari 2005 een beslissing op het bezwaarschrift van verzoeker zou volgen. De Voorzitter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat de uitkomst van de bezwaarprocedure kon worden afgewacht. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200409072/1.
Datum uitspraak: 29 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2004 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van verzoeker om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen ten aanzien van [naam café] op het perceel [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 8 november 2004, bij de Raad van State ingekomen per fax op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 december 2004, waar verzoeker in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. A. Burger, gemachtigde, zijn verschenen. Voorts is [exploitant] van [naam café], daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Verzoeker meent dat door verweerder ten onrechte is afgezien van handhaving ten aanzien van bovengenoemde horeca-inrichting op het perceel [locatie]. Verzoeker is eigenaar van het pand op dit adres. Hij stelt dat de inrichting veel geluidoverlast veroorzaakt, als gevolg waarvan de boven het café gesitueerde woning niet verhuurd of verkocht kan worden.
2.2.    Tussen partijen is niet in geschil dat op de bovenwoning sprake is van een overschrijding van de geluidvoorschriften zoals neergelegd in voorschrift 1.1.1 van de bijlage, onder B, bij het op de inrichting van toepassing zijnde Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit). Blijkens het bestreden besluit en het verhandelde ter zitting ziet verweerder evenwel af van handhavende maatregelen aangezien de woning niet wordt bewoond en er ook geen vooruitzicht bestaat dat dit op korte termijn zal gebeuren. Zolang de woning niet is bewoond acht verweerder geen sprake van hinder.
2.3.    De Voorzitter overweegt dat, gelet op artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De Voorzitter is van oordeel dat in hetgeen door verzoeker is aangevoerd geen spoedeisend belang is gelegen dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Ter zitting is door verweerder verklaard dat in januari 2005 een beslissing zal worden genomen op het door verzoeker ingediende bezwaarschrift. De Voorzitter ziet niet in waarom in het onderhavige geval de uitkomst van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht.
Overigens gaat de Voorzitter, gelet op hetgeen ter zitting door verweerder is gesteld en gezien het bepaalde in artikel 1, onder h, van het Besluit in samenhang met voorschrift 1.1.1 van de bijlage, onder B, bij het Besluit, er vanuit dat verweerder bij zijn beslissing op bezwaar nader zal onderzoeken in hoeverre het betreffende gebouw geschikt is voor bewoning of daartoe is bestemd.
2.4.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter geen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink    w.g. Van Gemert
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004
243-460.