ECLI:NL:RVS:2004:AS1931

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200409895/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • S.T. Heijstek-van Leussen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van last onder dwangsom opgelegd aan NS Railinfrabeheer B.V. door het college van burgemeester en wethouders van Gouda

In deze zaak heeft de Raad van State op 21 december 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van NS Railinfrabeheer B.V. (verzoekster) tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gouda (verweerder). Het college had op 27 oktober 2004 een last onder dwangsom opgelegd aan verzoekster wegens overtreding van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer. De dwangsom was vastgesteld op € 5.000,00 per overtreding, met een maximum van € 50.000,00. De last onder dwangsom had een begunstigingstermijn tot 21 december 2004. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 21 december 2004, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.M. van der Velden, betoogde verzoekster dat het onduidelijk was waar de last op zag en wat er gedaan moest worden om de overtreding ongedaan te maken. De Voorzitter oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende duidelijkheid bood over welke werkzaamheden op welke locatie een overtreding opleverden. Hierdoor was niet duidelijk wat van verzoekster werd verlangd om verbeurte van de dwangsom te voorkomen. De Voorzitter besloot daarom het besluit van het college te schorsen.

De uitspraak resulteerde in de schorsing van de last onder dwangsom tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van verzoekster. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster, inclusief het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijkheid in bestuursbesluiten en de noodzaak voor bestuursorganen om helder te communiceren over de vereisten waaraan burgers moeten voldoen.

Uitspraak

200409895/1.
Datum uitspraak: 21 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "NS Railinfrabeheer B.V." ("Prorail"), gevestigd te Utrecht,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Gouda,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2004, kenmerk 9418.04.MD.W.HM, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd als bedoeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vanwege overtreding van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer. De dwangsom is vastgesteld op € 5.000,00 per keer dat wordt geconstateerd dat dit artikel wordt overtreden. Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld op € 50.000,00. Aan de last onder dwangsom is een begunstigingstermijn verbonden tot 21 december 2004.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Bij brief van 6 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 december 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, is verschenen.
De Voorzitter heeft:
I. bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gouda van 27 oktober 2004, kenmerk 9418.04.MD.W.HM, geschorst tot zes weken na het nemen van een beslissing op het bezwaar van verzoekster, met dien verstande dat indien binnen deze termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. het college van burgemeester en wethouders van Gouda veroordeeld in de door verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 669,38, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Gouda te worden betaald aan verzoekster;
III. gelast dat de gemeente Gouda aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 273,00) vergoedt.
Daartoe heeft hij het volgende overwogen.
Blijkens het bestreden besluit ziet de last onder dwangsom op het gebruikmaken van het terrein van NS Vastgoed voor het op het spoor zetten van materiaal ten behoeve van werkzaamheden op het emplacement van verzoekster. In het besluit is vermeld dat de overtreding, die op 15 juli 2004 is geconstateerd, ongedaan kan worden gemaakt door een aanvraag om een milieuvergunning in te dienen die is voorzien van een akoestisch onderzoeksrapport.
Verzoekster is van mening dat onduidelijk is waar de last op ziet en wat zij moet doen om de gestelde overtreding ongedaan te maken.
De Voorzitter is van oordeel dat uit het bestreden besluit onvoldoende duidelijk blijkt welke werkzaamheden op welke plek een overtreding opleveren waarop de last onder dwangsom betrekking heeft. Hierdoor is niet duidelijk wat van verzoekster wordt verlangd om verbeurte van de dwangsom te voorkomen. Evenmin kan op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting met zekerheid worden gesteld dat verzoekster dient te worden aangemerkt als overtreder. Daarom heeft de Voorzitter aanleiding gezien het bestreden besluit te schorsen.
Uitgesproken in het openbaar overeenkomstig artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.T. Heijstek-van Leussen, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Heijstek-van Leussen
Voorzitter ambtenaar van Staat
353.