ECLI:NL:RVS:2005:AR8735

Raad van State

Datum uitspraak
5 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404987/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor woonhuis met garage op Texel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 17 mei 2004 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de bouwvergunning die op 31 juli 2002 door het college van burgemeester en wethouders van Texel is verleend voor de bouw van een woonhuis met garage op een specifiek perceel. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college verklaarde dit bezwaar op 28 januari 2003 niet-ontvankelijk. Appellant ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, maar deze bevestigde het besluit van het college. Appellant stelde vervolgens hoger beroep in bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden aanvulde in brieven van juni en juli 2004.

De Raad van State heeft de zaak op 20 december 2004 ter zitting behandeld. Appellant was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en het college was vertegenwoordigd door een ambtenaar. Ook de vergunninghouder was aanwezig, vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk was, omdat het bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn was ingediend. De Raad bevestigde dat er geen bewijs was dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend, ondanks de claim van appellant dat hij geen ontvangstbevestiging had ontvangen bij de indiening.

Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin.

Uitspraak

200404987/1.
Datum uitspraak: 5 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 17 mei 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor een woonhuis met garage op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 28 januari 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 mei 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 17 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 15 juli 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 12 augustus 2004 heeft het college van antwoord gediend. [vergunninghouder] heeft gereageerd bij brief van 30 juli 2004.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. E.A. Wentink-Quelle, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Oosterdijk, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is verschenen [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. J. Breeuwer, gemachtigde.
2.    Overwegingen
2.1.    De Afdeling volgt appellant niet in zijn betoog dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college het door appellant gemaakte bezwaar tegen het besluit van 31 juli 2002 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Vaststaat dat de bezwaartermijn bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht eindigde op 18 september 2002. Blijkens het daarop geplaatste datumstempel is het bezwaarschrift op 19 september 2002 - derhalve na afloop van die termijn - bij het college ingediend. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat het bezwaarschrift, in weerwil van voormelde datumstempel, binnen die termijn is ingediend. De omstandigheid dat bij indiening van het bezwaarschrift ten gemeentehuize niet ongevraagd een ontvangstbevestiging aan appellant is verstrekt, kan aan het voorgaande niet afdoen.
2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Duursma
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2005
66-412.