ECLI:NL:RVS:2005:AR8737

Raad van State

Datum uitspraak
5 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405627/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de vrijstelling en bouwvergunning voor een wooncomplex aan de Havanasingel te Den Haag

Op 5 januari 2005 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 24 december 2002 een vrijstelling en bouwvergunning verleende aan ING Vastgoed Ontwikkeling B.V. voor de bouw van een wooncomplex met 10 appartementen en 28 eengezinswoningen aan de Havanasingel te Den Haag. Appellanten, die bezwaar maakten tegen dit besluit, werden door het college niet als belanghebbenden aangemerkt, wat leidde tot hun beroep bij de rechtbank.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten op 1 juni 2004 ongegrond, waarna zij hoger beroep instelden bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 20 december 2004 werd de zaak behandeld, waarbij twee van de appellanten in persoon verschenen en het college vertegenwoordigd was door een ambtenaar van de gemeente. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellanten geen belanghebbenden waren bij het besluit van 24 december 2002, omdat zij niet in de nabijheid van het perceel woonden en geen zicht hadden op het bouwplan.

De Afdeling volgde de redenering van de rechtbank en concludeerde dat de belangen van appellanten geen verband hielden met het bouwplan aan de Havanasingel, maar met een mogelijke toekomstige ontwikkeling aan de Bostonsingel. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200405627/1.
Datum uitspraak: 5 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Den Haag,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 juni 2004 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 december 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) aan ING Vastgoed Ontwikkeling B.V. vrijstelling en bouwvergunning verleend voor een wooncomplex met 10 appartementen en 28 eengezinswoningen aan de Havanasingel te Den Haag.
Bij besluit van 25 augustus 2003 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 1 juni 2004, verzonden op 2 juni 2004, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 4 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 september 2004 heeft het college van antwoord gediend.
ING Vastgoed Ontwikkeling B.V. heeft gereageerd bij brief van 3 september 2004.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2004, waar [twee van de appellanten] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door E.R.J. Herklots, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.    Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het college appellanten terecht niet als belanghebbenden bij het besluit van 24 december 2002 heeft aangemerkt.
2.3.    Appellanten betwisten niet dat zij niet woonachtig zijn in de nabijheid van het perceel waarop het bouwplan is voorzien en geen zicht daarop hebben. Zij betogen dat zij niettemin belang hebben bij het besluit van 24 december 2002 gelet op de stedenbouwkundige opzet van de recentelijk gerealiseerde, en gedeeltelijk nog in aanbouw zijnde woonwijk waarin het betreffende perceel is gelegen.
2.4.    De Afdeling volgt dat betoog niet. Anders dan appellanten veronderstellen brengt het besluit van 24 december 2002 niet mee dat het college gehouden zou zijn desgevraagd met toepassing van artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bouwvergunning te verlenen voor een gebouw met een gelijk aantal bouwlagen op de hoek van de Bostonsingel en de New Yorksingel. De belangen waarin appellanten vrezen te worden getroffen houden geen verband met het hier aan de orde zijnde bouwplan aan de Havanasingel maar met een mogelijke toekomstige ontwikkeling aan de Bostonsingel. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit geen actuele belangen zijn waarin appellanten door het besluit van 24 december 2002 rechtstreeks worden getroffen.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Duursma
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2005
66-412.