ECLI:NL:RVS:2005:AS2140
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- W.M.P. Van Gemert
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het kader van vergunningverlening voor akkerbouwbedrijf en jongveehandel
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 januari 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een aantal verzoekers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Emmen, dat op 24 augustus 2004 een vergunning had verleend voor het oprichten en in werking hebben van een akkerbouwbedrijf en jongveehandel op twee percelen in de gemeente Emmen. Dit besluit werd ter inzage gelegd op 7 september 2004. De verzoekers hebben op 15 oktober 2004 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 16 december 2004 ter zitting werd behandeld.
De Voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekers hebben als belangrijkste bezwaren aangevoerd dat er sprake is van twee inrichtingen en dat de woning in de nabijheid ten onrechte onder categorie III is gerangschikt volgens de brochure Veehouderij en Hinderwet. Ook is er kritiek op de beoordeling van cumulatieve stankhinder.
De Voorzitter heeft vastgesteld dat er organisatorische en functionele bindingen zijn tussen de twee bedrijfsonderdelen, maar dat nader onderzoek nodig is om te bepalen of deze als één inrichting kunnen worden beschouwd. Gezien de betrokken belangen heeft de Voorzitter geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen. Ook het betoog van de verzoekers over de woning is niet overtuigend bevonden, omdat de afstand tussen de woningen te groot is om als categorie II-object te worden aangemerkt. De Voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd.