ECLI:NL:RVS:2005:AS2189

Raad van State

Datum uitspraak
12 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404009/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • E.M. Ouwehand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de verlening van een monumentenvergunning voor de uitbreiding van een fietscrossbaan te Bussum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 april 2004. De rechtbank had het bezwaar van de appellant tegen de verlening van een monumentenvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Bussum gegrond verklaard, maar het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard. De vergunning was verleend voor de uitbreiding van een fietscrossbaan aan de H.A. Lorentzweg te Bussum. De appellant stelde dat hij als belanghebbende moest worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen direct belang had bij de vergunning, aangezien hij geen zicht had op het werk en niet in de directe nabijheid woonde. De Raad van State bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking kwam, maar dat het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 12 januari 2005.

Uitspraak

200404009/1
Datum uitspraak: 12 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 april 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Bussum.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bussum (hierna: het college) aan Fiets-cross Club “De Kombocht” vergunning verleend als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet 1988 ten behoeve van de aanleg van de uitbreiding van de fietscrossbaan aan de H.A. Lorentzweg te Bussum tussen sportpark De Kuil en het Werk IV, kadastraal bekend: gemeente Bussum, sectie D, nummer 6126.
Bij besluit van 27 maart 2002 (hierna: het bestreden besluit) is, voor zover thans van belang, het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 april 2004, verzonden op die dag, heeft de rechtbank  Amsterdam (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het bezwaar van appellant, vernietigd en dat bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 10 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij schrijven van 9 juli 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2004, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. A.M. van Kordelaar, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemeen wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.    Anders dan appellant betoogt heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat appellant geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij vermelde verlening van de monumentenvergunning. Appellant heeft vanuit zijn woning geen zicht op het werk waarvoor vergunning is verleend. Bovendien is hij niet in zodanige directe nabijheid daarvan woonachtig dat het werk (anderszins) waarneembare invloed zal hebben op zijn woning. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van andere specifieke omstandigheden die leiden tot de slotsom dat appellant kan worden aangemerkt als belanghebbende. De omstandigheid dat appellant het als zijn plicht ziet om als inwoner van Bussum op te komen voor het behoud van het culturele erfgoed van Nederland en Bussum in het bijzonder, is niet zo een omstandigheid. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt en dat het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Gelet hierop kan aan een inhoudelijke beoordeling van het besluit tot verlening van de monumentenvergunning niet worden toegekomen.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Ouwehand
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2005
224.