ECLI:NL:RVS:2005:AS2194

Raad van State

Datum uitspraak
12 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405707/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor demping van sloot met onversnipperd snoeihout en takkenbossen

In deze zaak gaat het om een besluit van 13 mei 2004, waarbij de college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan de vergunninghouder ontheffing heeft verleend van het verbod op demping van een sloot, zoals vastgelegd in de Wet milieubeheer. De ontheffing was specifiek bedoeld voor de demping van een sloot met onversnipperd snoeihout en takkenbossen op percelen in de gemeente Graafstroom. Dit besluit werd op 7 juni 2004 ter inzage gelegd. Appellant, die zich benadeeld voelde door dit besluit, heeft op 6 juli 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State, wat op 9 juli 2004 is ingekomen. De zaak werd aanvankelijk door een meervoudige kamer behandeld, maar werd later verwezen naar een enkelvoudige kamer.

Tijdens de zitting op 3 december 2004 werd de zaak behandeld, waarbij de verweerder werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de provincie. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Appellant had geen bedenkingen ingebracht tegen het ontwerp van het besluit, maar voerde aan dat hij door een ambtenaar van de gemeente Graafstroom een onjuiste tekening was getoond, wat leidde tot een verkeerd beeld van de ontheffing. De Afdeling oordeelde dat appellant redelijkerwijs niet kon worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht, waardoor het beroep ontvankelijk werd verklaard.

Vervolgens heeft de Afdeling de bezwaren van appellant tegen het bestreden besluit beoordeeld. De Afdeling verwees naar een eerdere uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling, waarin al een oordeel was gegeven over de verstoring van de rust binnen de afpalingskring van de eendenkooi van appellant. De Afdeling concludeerde dat de bezwaren van appellant geen doel troffen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 januari 2005.

Uitspraak

200405707/1.
Datum uitspraak: 12 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2004, kenmerk DGWM/2004/7779, heeft verweerder krachtens artikel 10.63, derde lid, van de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] ontheffing verleend van het in artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer gestelde verbod ten behoeve van de demping van een sloot met onversnipperd snoeihout en takkenbossen op percelen ter plaatse van de [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Graafstroom, sectie […], nummers […]. Dit besluit is op 7 juni 2004 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 6 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2004, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2004, waar verweerder, vertegenwoordigd door L.C. Aben en ing. C.C.L. van der Pijl, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1    Ingevolge artikel 20.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door:
a.    degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;
b.    de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit;
c.    degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aangebracht;
d.    belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.
Appellant heeft geen bedenkingen ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat hem bij de inzage van het ontwerp van het besluit door een ambtenaar van de gemeente Graafstroom een tekening is getoond waarop een dwarssloot buiten de afpalingskring stond aangegeven, waaromtrent geen bedenkingen zijnerzijds bestonden. Bij inzage van het definitieve besluit werd echter een geheel andere kaart getoond, waarop een lengtesloot, grotendeels binnen de afpalingskring, is aangegeven. Gezien de stukken acht de Afdeling aannemelijk dat appellant na de bezichtiging van de tekening bij de inzage van het ontwerp van het besluit over een incorrect beeld van de ontheffing beschikte. Gelet hierop kan hem redelijkerwijs niet worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ontvankelijk is.
2.2    De Afdeling dient te beoordelen of de bezwaren van appellant aanleiding vormen om het bestreden besluit te vernietigen. Bij uitspraak van 10 augustus 2004 in zaak no.
200405707/2heeft de Voorzitter van de Afdeling een oordeel gegeven over hetgeen appellant ten aanzien van de verstoring van de rust binnen de afpalingskring van zijn eendenkooi door de werkzaamheden in het kader van de demping van de sloot heeft aangevoerd. De Afdeling ziet gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting geen aanleiding om over de beroepsgronden van appellant thans anders te oordelen dan haar Voorzitter heeft gedaan. Onder verwijzing naar de overwegingen in vorengenoemde uitspraak komt de Afdeling tot het oordeel dat de bezwaren van appellant geen doel treffen. Het beroep is daarom ongegrond.
2.3    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma    w.g. Heijerman
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2005
255