ECLI:NL:RVS:2005:AS3149

Raad van State

Datum uitspraak
12 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408614/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • E. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Hanzewijk fase 1 te Kampen

Op 12 januari 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Hanzewijk fase 1 (appartementencomplex)". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de gemeenteraad van Kampen op 25 maart 2004, voorziet in de bouw van een appartementencomplex aan de Beneluxweg te Kampen. De goedkeuring van dit plan door het college van gedeputeerde staten van Overijssel werd door verzoekers betwist. Zij voerden aan dat de publicaties over het plan onjuist waren, dat er oneigenlijke motieven aan het plan ten grondslag lagen en dat het plan zou leiden tot een tekort aan speelgelegenheid en een toename van wateroverlast in de wijk Hagenbroek.

De Voorzitter overwoog dat het oordeel over het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. De Voorzitter concludeerde dat de gemeenteraad en de verweerder voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat de bouw van het appartementencomplex noodzakelijk was en dat de bezwaren van de verzoekers niet voldoende onderbouwd waren. De stelling dat de bouw zou leiden tot verergering van de wateroverlast werd niet aannemelijk gemaakt, aangezien het oppervlak van open water zou toenemen. Bovendien zouden er maatregelen worden getroffen om bestaande problemen op te lossen.

Uiteindelijk wees de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de gemachtigden van de verzoekers en vertegenwoordigers van de verweerder en de gemeenteraad van Kampen.

Uitspraak

200408614/2.
Datum uitspraak: 12 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te Kampen,
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2004 heeft de gemeenteraad van Kampen het bestemmingsplan "Hanzewijk fase 1 (appartementencomplex)" vastgesteld.
Bij besluit van 7 september 2004, kenmerk RWB/2004/1231, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 22 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 22 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 december 2004, waar [3 verzoekers], en bijgestaan door mr. F.W. Töller, mr. V, Agema en R.A. Töller, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn namens de gemeenteraad van Kampen verschenen J.T.M. Piederiet, wethouder, E. van de Poll en J. Scholten, ambtenaren van de gemeente, en [projectdirecteur] van [bedrijf].
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een appartementencomplex aan de Beneluxweg te Kampen.
Verweerder heeft bij zijn bestreden besluit het bestemmingsplan goedgekeurd.
2.3. Verzoekers kunnen zich niet met de goedkeuring verenigen. Daartoe voeren zij in hoofdzaak aan dat de omschrijving van de inhoud van het plan in de publicaties onjuist is, dat aan het plan oneigenlijke motieven ten grondslag liggen en dat het plan zal leiden tot een tekort aan speelgelegenheid en tot een toeneming van de wateroverlast in de wijk Hagenbroek.
2.4. In de wettelijke publicaties wordt, voorzover hier van belang, vermeld dat het appartementencomplex zal worden gesitueerd tussen de ijsbaan en de atletiekbaan van het sportpark Hagenbroek. In de omstandigheid dat niet wordt vermeld dat de ijsbaan zal worden verschoven en dat het gebouw van de ijsclub zal worden verplaatst, ziet de Voorzitter geen aanleiding de publicaties misleidend te achten. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van betrokkenen om van de precieze inhoud van het bestemmingsplan kennis te nemen.
Voor de stelling van verzoekers dat met het plan belangen worden gediend die te dezen geen rol zouden mogen spelen, heeft de Voorzitter geen aanknopingspunten gevonden. De behoefte aan het te bouwen appartementencomplex is voldoende aannemelijk gemaakt.
Vast staat dat de bouw van het appartementencomplex ten koste zal gaan van het thans aanwezige speelveld/trapveld. De stelling van de gemeenteraad en verweerder, dat dit verlies kan worden opgevangen door het circa 2.000 vierkante meter grote trapveld aan de ds. Overduinhof, is naar het oordeel van de Voorzitter onvoldoende weerlegd.
Verder hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat de bouw zal leiden tot verergering van de wateroverlast in de wijk Hagenbroek, nu per saldo het oppervlak van het open water juist zal toenemen. Overigens is ter zitting gebleken dat maatregelen zullen worden getroffen om de huidige problemen op te lossen.
2.5. Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. De Groot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2005.
210.