ECLI:NL:RVS:2005:AS3895

Raad van State

Datum uitspraak
21 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407857/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan omleggingsweg Laag Soeren

Op 21 januari 2005 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan "Herziening Omleggingsweg Laag Soeren 1998" door de gemeenteraad van Brummen. Dit bestemmingsplan werd vastgesteld op 19 februari 2004, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Tegen deze goedkeuring hebben verschillende partijen, waaronder de Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid en anderen, beroep ingesteld. De verzoekers hebben verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesden voor onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het besluit.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 december 2004. De verzoekers stelden dat de noodzaak van de omleggingsweg niet was aangetoond en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de verkeersintensiteit en de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Ook werd betoogd dat het plan niet in overeenstemming was met het Streekplan Gelderland 1996 en dat de natuurwaarden onvoldoende waren onderzocht.

De Voorzitter oordeelde dat de bezwaren van de verzoekers over de verkeersintensiteit en de gevolgen van de afsluiting van de Soerense Zand nader onderzoek vereisen, waarvoor de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent. Desondanks werd besloten om het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot goedkeuring van het plan te schorsen, gezien de onomkeerbare situatie die kan ontstaan bij onmiddellijke inwerkingtreding van het goedkeuringbesluit. Tevens werden de proceskosten van de verzoekers toegewezen, met uitzondering van de kosten voor een deskundigenrapport, dat niet aan de orde kon komen in deze procedure.

Uitspraak

200407857/2.
Datum uitspraak: 21 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    de vereniging "Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid", gevestigd te Eerbeek en anderen (hierna: Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid en anderen),
2.    [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats],
3.    [verzoekers sub 3], wonend te [woonplaats],
4.    [verzoeker sub 4], wonend te [woonplaats],
5.    [verzoekers sub 5], wonend te [woonplaats],
6.    de stichting "Stichting A7", gevestigd te Dieren,
7.    de vereniging "Vereniging Dorpsraad Loenen", gevestigd te Loenen,
8.    [verzoeker sub 8], wonend te Eerbeek,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2004 heeft de gemeenteraad van Brummen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 november 2003, het bestemmingsplan "Herziening Omleggingsweg Laag Soeren 1998" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 31 augustus 2004, RE2004.25874, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid en anderen bij brief van 19 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 20 oktober 2004, [verzoekers sub 2], [verzoekers sub 3], [verzoeker sub 4], bij brieven van 20 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2004, [verzoekers sub 5] bij brief van 21 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2004, Stichting A7 en Vereniging Dorpsraad Loenen bij brieven van 24 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2004, en [verzoeker sub 8] bij brief van 26 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 19 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 20 oktober 2004, hebben Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid en anderen de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brieven van 20 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2004, hebben [verzoekers sub 2], [verzoekers sub 3], [verzoeker sub 4] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 21 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2004, hebben [verzoekers sub 5] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brieven van 24 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2004, hebben Stichting A7 en Vereniging Dorpsraad Loenen de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 26 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2004, heeft [verzoeker sub 8] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 december 2004, waar Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid en anderen, vertegenwoordigd door mr. D.M. de Bruin, gemachtigde, [verzoekers sub 2], in persoon van [gemachtigde], [verzoekers sub 3], in persoon van [gemachtigde], [verzoeker sub 4] in persoon, [verzoekers sub 5], in persoon van [gemachtigde], Stichting A7, vertegenwoordigd door D.C. van Loenen-Imming, gemachtigde, [verzoeker sub 8] in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad van Brummen, vertegenwoordigd door M.H. Romeijn, ambtenaar van de gemeente, Soerens belang, vertegenwoordigd door F. Naamen, gemachtigde, [partij A], het college van burgemeester en wethouders van Rheden, vertegenwoordigd door C.M. Hermsen, wethouder, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    In artikel 6:4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat het instellen van beroep op een administratieve rechter geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij die rechter.
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef, van de Awb wordt een beroepschrift ondertekend. Wanneer degene die het beroepschrift heeft ondertekend niet mede voor zichzelf, maar voor een ander in beroep komt, zal van de bevoegdheid tot het instellen van beroep voor die ander moeten blijken.
Ingevolge artikel 8:24, eerste lid, van de Awb kunnen partijen zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Indien een beroep is ingesteld bij de Afdeling kan zij krachtens artikel 8:24, tweede lid, van de gemachtigde, niet zijnde een advocaat of procureur, een schriftelijke machtiging verlangen.
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep kan het beroep ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Ingevolge artikel 8:81, vierde lid, van de Awb zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op de voorlopige voorzieningsprocedure.
2.2.    [verzoeker sub 4] heeft in het verzoekschrift verklaard dat hij het verzoek heeft ingediend namens zichzelf en mede namens [vijf andere partijen]. Daarbij heeft hij geen stukken overgelegd waaruit de gestelde vertegenwoordiging blijkt.
Verzoeker is bij aangetekende brief van 21 oktober 2004 verzocht de gestelde vertegenwoordiging aan te tonen. Hij is tot en met 4 november 2004 hiertoe in de gelegenheid gesteld. Hierbij is vermeld dat, indien dat niet binnen de gestelde termijn gebeurt, er rekening mee moet worden gehouden dat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Verzoeker heeft de gestelde vertegenwoordiging niet binnen de aldus gestelde termijn aangetoond. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker in verzuim is geweest.
2.3.    Het verzoek van [verzoeker sub 4], voorzover beweerdelijk ingediend namens [vijf andere partijen] is niet-ontvankelijk.
2.4.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.5.    Met het plan wordt beoogd te voorzien in de aanleg van een omleggingsweg rond Laag Soeren.
2.6.    Verzoekers hebben verzocht om schorsing van het bestreden besluit. Zij beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het besluit te voorkomen.
Verzoekers hebben onder meer gesteld dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan voorzover dat voorziet in de aanleg van de omleggingsweg. Verzoekers stellen dat nut en noodzaak van de omleggingsweg niet zijn aangetoond. Zij stellen dat geen goed onderzoek naar de verwachte verkeersintensiteit op de omleggingsweg en aansluitende infrastructuur heeft plaatsgevonden, waardoor de uitkomsten van onder meer het akoestisch onderzoek en het onderzoek naar de luchtkwaliteit niet juist zijn. In dat kader verwijzen de Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid en anderen onder meer naar een onderzoek naar de verkeersintensiteit dat in hun opdracht is opgesteld.
Verzoekers stellen voorts dat het plan niet in overeenstemming is met het Streekplan Gelderland 1996 en dat de onderzoeken naar natuurwaarden, onder meer voorzover relevant voor de beoordeling van de effecten van de aanleg van de weg op het als speciale beschermingszone aangewezen en als habitatgebied aangemelde gebied Veluwe, ontoereikend zijn.
Ten slotte hebben verschillende verzoekers gesteld dat de aanleg van de omleggingsweg tot gevolg heeft dat de ontsluiting en bereikbaarheid van de bedrijven en woningen aan het Soerense Zand zodanig verslechteren dat eerst maatregelen aan deze weg moeten worden genomen, voordat tot afsluiting van de weg kan worden overgegaan.
2.7.    Verweerder heeft het plan niet in strijd met het recht of een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd.
2.8.    Verweerder heeft zich in het bestreden besluit ten aanzien van de te verwachten verkeersintensiteit op de omleggingsweg gebaseerd op een eigen onderzoek. Bij de berekening van de verkeersintensiteit is uitgegaan van verkeerstellingen op de wegen die ontlast zullen worden door de aanleg van de omleggingsweg. Verder is rekening gehouden met de autonome groei van het verkeer. Naar de mening van verweerder zijn er geen relevante ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied voorzien, die zullen leiden tot een extra toeneming van het verkeer op de omleggingsweg.
In opdracht van de Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid heeft Goudappel Coffeng B.V. het rapport Effectberekening rondweg Laag Soeren uitgebracht. De uitkomst van dit onderzoek wijkt in belangrijke mate af van de uitkomst van het onderzoek van verweerder.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de Voorzitter van oordeel dat de door verzoekers aangevoerde bezwaren over de geprognosticeerde verkeersintensiteit op de omleggingsweg nader onderzoek vergen waarvoor de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent.
2.9.    Voorts is de Voorzitter naar aanleiding van het verhandelde ter zitting van oordeel dat de bezwaren van verzoekers over de gevolgen van de afsluiting van het Soerense Zand voor de woningen en bedrijven aan deze weg nader onderzoek vergen waarvoor de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent.
2.10.    Gezien het voorgaande en in verband met de onomkeerbare situatie die kan ontstaan bij onmiddellijke inwerkingtreding van het goedkeuringbesluit, ziet de Voorzitter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.11.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van de Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid en anderen, [verzoekers sub 2], [verzoekers sub 3], Stichting A7 en [verzoeker sub 8] te worden veroordeeld.
Het verzoek van de Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid en anderen om vergoeding van de kosten van een deskundigenrapport in deze procedure wordt afgewezen aangezien het rapport in deze procedure niet aan de orde kan komen.
Voorts is niet gebleken van een door de Stichting A7 meegebrachte of opgeroepen deskundige waarvoor de kosten zouden kunnen worden vergoed.
Ten aanzien van [verzoeker sub 4], [verzoekers sub 5], de Vereniging Dorpsraad Loenen is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het verzoek van [verzoeker sub 4] voorzover beweerdelijk ingediend namens [vijf andere partijen] niet-ontvankelijk;
II.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 31 augustus 2004, no. RE2004.25874, tot goedkeuring van het plan;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland in de door de volgende verzoekers gemaakte proceskosten:
a. Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid en anderen een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. [verzoekers sub 2] een bedrag van € 34,21;
c. [verzoekers sub 3] een bedrag van € 80,64;
d. Stichting A7 een bedrag van € 34,21;
e. [verzoeker sub 8] een bedrag van € 322,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
de bedragen dienen door de provincie Gelderland te worden betaald aan verzoekers;
IV.    gelast dat de provincie Gelderland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht (€ 273,00 voor Belangenvereniging Bewoners Eerbeek-Zuid en anderen, € 136,00 voor [verzoekers sub 2], € 136,00 voor [verzoekers sub 3], € 273,00 voor [verzoeker sub 4], € 136,00 voor [verzoekers sub 5], € 273,00 voor Stichting A7, € 273,00 voor Vereniging Dorpsraad Loenen en € 136,00 voor [verzoeker sub 8]) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Verbeek
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2005
388.