200400286/1.
Datum uitspraak: 26 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 3 december 2003 in het geding tussen:
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Bij besluit van 14 december 2000 heeft de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de aanvraag van appellante om subsidie voor het beheerspakket Plasdras voor broedende en trekkende weidevogels (hierna: het beheerspakket Plasdras) gedeeltelijk goedgekeurd en een subsidie van ƒ 14.100,00 verleend.
Bij besluit van 24 februari 2003 heeft de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (thans de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; hierna: de minister) het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 december 2003, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 januari 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 februari 2004 heeft de minister van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2004, waar appellante in persoon en de minister, vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Verheyden, werkzaam bij het agentschap LASER, zijn verschenen.
2.1. Bij besluit van 20 december 1999, Stcrt. 1999, 252, heeft de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, onder meer gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (hierna: de SAN) vastgesteld.
2.1.1. Ingevolge artikel 2 van de SAN, voorzover hier van belang, kan de minister aan beheerders van landbouwgronden op aanvraag subsidie verstrekken, ten behoeve van aldaar genoemde activiteiten nader opgenomen in de bijlagen bij de SAN, ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer, ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen, alsmede ter bevordering van de bebossing van landbouwgronden.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de SAN, wordt beheerssubsidie niet verstrekt ten behoeve van een terrein dat is gelegen in een beheersgebied voor de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket of beheerseenheid waarvan de breedte kleiner, onderscheidenlijk groter, is dan de minimumbreedte, onderscheidenlijk maximumbreedte, en de lengte kleiner is dan de minimumlengte die is opgenomen in de bijlage waarin het desbetreffende beheerspakket is opgenomen.
Volgens bijlage 18, ten derde, bij de SAN, betreffende het beheerspakket Plasdras, is de beheerseenheid ten minste 0,1 en ten hoogste 1 hectare groot.
2.2. In geschil is de gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag om subsidie. Appellante heeft subsidie aangevraagd voor een perceel met een grootte van 3,08 hectare. Aan haar is subsidie toegekend voor een perceel met een grootte van 1 hectare.
2.3. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de minister is uitgegaan van een onjuiste begrenzing van haar perceel en dat er voor wat betreft de gedeeltelijke toewijzing van het beheerspakket subsidie is verleend voor een stuk grond dat niet haar eigendom is.
Dit betoog faalt. Het beheerspakket Plasdras is aan appellante toegekend voor een perceel van 1 hectare gelegen binnen de kadastrale begrenzing van haar perceel. Dat ter zitting is gebleken dat de bij het primaire besluit behorende topografische kaart voor tweeërlei uitleg vatbaar is, leidt niet tot een ander oordeel.
2.4. Appellante betoogt voorts dat LASER haar had moeten attenderen op het feit dat zij de aanvraag niet volledig had ingevuld.
Dit betoog faalt evenzeer. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, was de aanvraag onjuist noch onvolledig, zodat de minister daarop een beslissing kon nemen. Er was dan ook geen aanleiding om gelegenheid te geven tot aanvulling van de aanvraag. Dat appellante in haar aanvraag is vergeten subsidie aan te vragen voor het pakket "Weidevogelgrasland met rustperiode", kan de minister niet worden aangerekend. Het op juiste wijze indienen van de aanvraag komt voor risico van appellante.
2.5. Appellante betoogt dat zij subsidie is misgelopen doordat de minister niet tijdig op haar bezwaar heeft beslist.
De rechtbank heeft dienaangaande terecht overwogen dat de bezwaarprocedure weliswaar te lang heeft geduurd en geen schoonheidsprijs verdient, maar dat appellante ook niet het nemen van een beslissing op bezwaar heeft bespoedigd door het instellen van beroep tegen het uitblijven ervan. Onderschreven wordt dan ook het oordeel van de rechtbank aan het gehele verloop van de bezwaarprocedure geen consequenties te verbinden.
2.6. Appellante betoogt tenslotte dat de minister ten onrechte niet is ingegaan op het in haar bezwaarschrift opgenomen verzoek om informatie aangaande subsidiemogelijkheden voor de resterende hectares van haar perceel.
Dit betoog slaagt evenmin. Het verzoek om informatie houdt geen rechtstreeks verband met de in het besluit van 14 december 2000 gedeeltelijk afgewezen aanvraag om subsidie, aangezien de reden daarvoor is gelegen in het feit dat er voor het beheerspakket Plasdras op grond van bijlage 18, ten derde, bij de SAN, voor ten hoogste 1 hectare subsidie kan worden verkregen. Dat de minister geen antwoord heeft gegeven op dit verzoek om informatie doet dan ook niet af aan de juistheid van de beslissing op bezwaar van 24 februari 2003. De rechtbank heeft derhalve terecht geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat voor vernietiging van die beslissing.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Glerum, ambtenaar van Staat.
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2005