ECLI:NL:RVS:2005:AS4720

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200408909/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake streekplan Zuid-Holland West 2003

Op 15 september 2004 hebben de provinciale staten van Zuid-Holland, op voorstel van het college van gedeputeerde staten, het streekplan "Eerste partiële herziening Streekplan Zuid-Holland West 2003" vastgesteld. De vereniging "Leefbaar Pijnacker-Nootdorp" heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 2 december 2004 heeft de vereniging de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak is behandeld op 7 januari 2005, waarbij Leefbaar Pijnacker-Nootdorp werd vertegenwoordigd door drs. M. Levie en de provinciale staten door S. Keegstra, P.J.V.M. Severijns en C.S. Wieles, bijgestaan door mr. W.B. Claassen.

De Voorzitter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft de relevante artikelen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) besproken, die de bevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepalen met betrekking tot streekplannen. De Voorzitter concludeert dat het beroep van Leefbaar Pijnacker-Nootdorp niet gericht is tegen een concrete beleidsbeslissing, maar tegen een zogenoemd kernpunt in het streekplan, wat betekent dat de Afdeling onbevoegd is om het beroep te behandelen.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 28 januari 2005, waarbij de Voorzitter dr. D. Dolman en mr. P. Klein als ambtenaar van Staat aanwezig waren.

Uitspraak

200408909/2.
Datum uitspraak: 28 januari 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging "Leefbaar Pijnacker-Nootdorp", gevestigd te Pijnacker-Nootdorp (hierna: Leefbaar Pijnacker-Nootdorp),
verzoekster,
en
provinciale staten van Zuid-Holland,
verweerders.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2004 hebben verweerders, op voorstel van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 1 juni 2004, het streekplan "Eerste partiële herziening Streekplan Zuid-Holland West 2003" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer Leefbaar Pijnacker-Nootdorp bij brief van 2 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 november 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 2 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2004, heeft Leefbaar Pijnacker-Nootdorp de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 januari 2005, waar Leefbaar Pijnacker-Nootdorp, vertegenwoordigd door drs. M. Levie, gemachtigde, en verweerders, vertegenwoordigd door S. Keegstra, P.J.V.M. Severijns en C.S. Wieles, ambtenaren van de provincie, en bijgestaan door mr. W.B. Claassen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Ingevolge artikel 4a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder te noemen: WRO), voorzover hier van belang, kunnen provinciale staten voor één of meer gedeelten of voor het gehele gebied der provincie een streekplan vaststellen, waarin de toekomstige ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied in hoofdlijnen wordt aangegeven, alsmede een vastgesteld streekplan herzien.
Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder a, voorzover hier van belang, van de WRO kan beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld tegen een concrete beleidsbeslissing, een herziening of een intrekking daarvan, opgenomen in een streekplan.
Ingevolge artikel 1 van de WRO wordt onder een concrete beleidsbeslissing verstaan een als zodanig door het bestuursorgaan aangegeven besluit in een planologische kernbeslissing, een streekplan of een regionaal structuurplan.
Ingevolge artikel 7, derde lid, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 wordt in een streekplan een concrete beleidsbeslissing als zodanig in de tekst of op de kaart benoemd en herkenbaar aangegeven.
2.3.    Uit deze bepalingen volgt dat de Afdeling met betrekking tot een vastgesteld of herzien streekplan slechts bevoegd is te oordelen over beroepen die zijn gericht tegen daarin vervatte concrete beleidsbeslissingen.
2.4.    Leefbaar Pijnacker-Noordorp is van mening dat het plan ten onrechte voorziet in een herziening van kernpunt 64, voorzover daarbij het terrein "de Grote Driehoek" is aangewezen voor de vestiging van milieuhinderlijke bedrijvigheid. Zij verzoekt in zoverre schorsing van het bestreden besluit. Daartoe voert zij aan dat voor de verplaatsing van de bedrijven, die afkomstig zijn van het bedrijventerrein "de Binckhorst", reeds een andere plaats beschikbaar is en de verplaatsing van deze bedrijven naar het terrein "de Grote Driehoek" uit milieuhygiënisch oogpunt onwenselijk is. Voorts richt verzoekster zich tegen de weigering de bestaande contour rond Klapwijk Noord aan te passen.
2.5.    Het plan is een partiële herziening van het streekplan Zuid-Holland West 2003 en voorziet onder meer in een herziening van het zogenoemde kernpunt 64 in die zin dat het terrein "de Grote Driehoek" in de gemeente Pijnacker-Nootdorp daarin is opgenomen als vestigingsmogelijkheid voor autoinzamelings- en demontagebedrijven en bedrijven die de resterende wrakken verwerken en die afkomstig zijn van het bedrijventerrein "de Binckhorst" in Den Haag.
2.5.1.    Het beroep is gericht tegen het in het plan opgenomen kernpunt 64 en niet tegen een door het bestuursorgaan als concrete beleidsbeslissing aangegeven onderdeel van een streekplan. Voorts richt het beroep zich tegen de weigering de reeds bestaande bebouwingscontour rond Klapwijk Noord aan te passen.
2.6.    Gelet op het vorenstaande verwacht de Voorzitter dat de Afdeling in de bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat zij onbevoegd is van het beroep kennis te nemen omdat het beroep deels is gericht tegen een zogenoemd kernpunt, niet zijnde een concrete beleidsbeslissing, en voor het overige moet worden opgevat als een bezwaar tegen een weigering om een concrete beleidsbeslissing te nemen.
2.7.    Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Klein
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2005.
176-459.