ECLI:NL:RVS:2005:AS5478

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200402116/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling en bouwvergunning voor woning en bijgebouw te Ermelo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Ermelo tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen. Het college had op 28 november 2003 vrijstelling verleend op basis van artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en een bouwvergunning afgegeven voor de bouw van een woning met bijgebouw en kelder op een perceel in Ermelo. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van de wederpartij, die bezwaar had gemaakt tegen de vrijstelling en bouwvergunning, gegrond en vernietigde de beslissing van het college. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure werd duidelijk dat de aanvrager en de wederpartij overeenstemming hadden bereikt over een alternatief bouwplan, waarvoor op 27 mei 2004 door het college een nieuwe bouwvergunning was verleend. Hierdoor was er geen geschil meer over de oorspronkelijke bouwvergunning en vrijstelling. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat er geen procesbelang meer bestond voor het hoger beroep, aangezien de situatie was veranderd door de overeenstemming tussen de partijen.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde het college van burgemeester en wethouders van Ermelo in de proceskosten van de wederpartij, die in verband met de behandeling van het hoger beroep waren gemaakt. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 9 februari 2005.

Uitspraak

200402116/1.
Datum uitspraak: 9 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Ermelo,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 17 februari 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], beide wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2003 heeft appellant (hierna: het college) aan [aanvrager] vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) en bouwvergunning verleend voor een woning met bijgebouw en kelder op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 6 februari 2004 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 28 november 2003 onder aanvulling van de motivering gehandhaafd.
Bij uitspraak van 17 februari 2004, verzonden op 18 februari 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 11 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 april 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brieven van 3 juni 2004 en 22 juni 2004 heeft [wederpartij] van antwoord gediend. [aanvrager] heeft gereageerd bij brief van 3 juni 2004.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2004, waar het college, vertegenwoordigd door mr. D.L. Bolleboom, mr. J.M. Brandsma en V. van der Schaaf, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar verschenen [wederpartij] in persoon, bijgestaan door mr. C.W. Kniestedt, advocaat te Utrecht, en [aanvrager], vertegenwoordigd door mr. J.W. van der Linde, advocaat te Ede.
2.    Overwegingen
2.1.    De Afdeling overweegt ambtshalve als volgt. Vaststaat dat [aanvrager] overeenstemming heeft bereikt met [wederpartij] over een alternatief bouwplan waarvoor op 27 mei 2004 door het college bouwvergunning is verleend en afziet van realisering van het in dit geding aan de orde zijnde bouwplan. Van een geschil met betrekking tot de daarvoor verleende bouwvergunning is derhalve geen sprake meer. Dit in aanmerking nemende bestaat geen belang meer bij de beoordeling van de vraag of de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat het college de voor het bouwplan verleende vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de WRO niet in redelijkheid heeft kunnen handhaven.
2.2.    Het hoger beroep dient wegens het ontbreken van het procesbelang niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.3.    Nu het hoger beroep tevergeefs is ingesteld bestaat er aanleiding het college op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Ermelo in de door [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 688,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Ermelo te worden betaald aan [wederpartij].
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Willems
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2005
66-412.